Hoofdstuk 25
Dat ik op de fiets naar het restaurant was gegaan, was mijn redding want zonder was ik geheid voor de bijl gegaan en met Hugo geëindigd. ‘Goed gedaan,’ prijs ik mezelf en dan, als ik mijn make up van mijn gezicht heb gehaald en mijn rechterduim naar mijn spiegelbeeld omhoog heb gestoken, hoor ik mijn telefoon pingen.
‘Ik vond het ontzettend fijn met je vanavond. X’
Godverdomme. Niet doen Britt! Niet happen nu. Je krijgt spijt. Het ging net zo goed. Niet zeggen dat jij het ook fijn vond, want dat vond je wel maar morgen kan alles weer anders zijn. Niet meer reageren nu, naar bed gaan en gaan slapen. Morgen weer een dag.
‘Welterusten,’ app ik terug. ‘Ik vond het ook fijn.’ Alsof ik hier zelf part noch deel aan heb en iemand anders mijn telefoon heeft overgenomen is ook het tweede bericht verstuurd. En dan gaat hij offline en blijft het stil. Ik noem mezelf een sukkel, scheld ik mezelf uit voor onverbeterlijke slapjanus en lig me nog een hele poos ongemakkelijk te voelen en te woelen voordat ik eindelijk in een onrustige slaap val. De dag erna word ik veel te vroeg en met een smaak als een dood vogeltje wakker. Ik zou minder moeten zuipen. Ik zou eigenlijk helemaal moeten kappen met die wijn. Ik zou mezelf een rotschop moeten verkopen en me niet telkens zo laten inpakken. Ik moet niet meer hopen en ik moet al helemaal niet meer met mezelf in conclaaf over de vraag of er een weg terug is, want die is er niet. Ook niet als zijn juffrouw de pleiterik heeft gemaakt of buiten de deur is gezet en ook niet als hij me zou smeken – wat ondenkbaar is. Wat de laatste maanden me hebben geleerd is dat ik al die jaren met Hugo op mijn tenen heb gelopen. Ongemerkt raakte ik steeds meer van mezelf vervreemd. Ik speelde een rol en vroeg me ik weet niet hoe lang niet meer af wat ik zelf wilde, waar ik zelf voor stond en wat ik zelf vond. Mijn eigen ouders, mijn eigen zusje, raakten de oude Britt kwijt. En dat zal niet anders gaan als ik me weer laat inpakken.
En dan gaat mijn telefoon en voel ik dat mijn hart even – het is maar heel even maar het is echt – een sprongetje maakt. En als zie dat het mijn moeder is die belt voel ik even – het is maar weer heel even maar toch – teleurstelling.
‘Al wakker?’ vraagt ze – een beetje naar de bekende weg omdat ze echt wel aan mijn stem kan horen dat ik wakker ben. Waar ze eigenlijk voor belt is om te horen hoe het was gisteren. Of eigenlijk weet ze dat ook al – want ze heeft er geen woorden voor nodig om altijd alles te weten – en wil ze vooral horen hoe ik me gehouden heb. Ik begin met het deel dat hij in ieder geval niet meer met ‘haar’ op wintersport gaat omdat Sammy en Walter andere vrienden hebben gevraagd – en hoe blij ik daar mee ben.
‘Is er nu al gelazer?’ vraagt ze alleen maar.
‘Hij vindt het een gedoetje, want ze is wel heel erg jong en ze schijnt nog allerlei verwachtingen te hebben die Hugo niet kan waarmaken.’
‘Die zogenaamde relaties van hem zullen steeds korter worden en er zullen er nog heel veel volgen. Maar goed. Het is waarschijnlijk beter dat ik nu niets meer zeg.’
‘Jawel. Maakt niets uit. Zeg maar. Hoezo zullen zijn relaties steeds korter worden?’
‘Omdat hij het nooit zal vinden. Hij blijft dolen. Eeuwig op zoek naar iets wat niet bestaat en altijd op de vlucht voor zichzelf. Want als hij nou eens écht bij zichzelf te rade zou gaan en een beetje aan zelfreflectie zou doen, dan zou hij zichzelf gigantisch tegenkomen en dat gaat hij liever uit de weg en dat snap ik ook nog wel. ’
‘Zo zeg. Heftig. Hoe weet je dat zo zeker?’
‘Neem nou maar gewoon van me aan dat je beter af bent zonder hem en dat je jezelf er een heel groot plezier mee doet als je de boel gaat regelen. Zoek een advocaat of een mediator of hoe dat ook allemaal heten mag, bel een makelaar, pak je leven op en maak er wat van. Ga aan het werk, kijk in de spiegel en wees trots op jezelf. En laat je niet meer voor zijn karretje of welk karretje dan ook spannen. Echt waar lieverd. Ik heb alleen maar het beste met je voor. En ik geloof in je.’
Soms kan ik een ontzettende hekel aan mijn moeder hebben.
Benieuwd hoe het begon?
Klik dan hier voor deel 1.//klik hier voor deel 2.// klik hier voor deel 3. // klik hier voor deel 4. // klik hier voor deel 5. // klik hier voor deel 6. // klik hier voor deel 7. // klik hier voor deel 8. // klik hier voor deel 9. // klik hier voor deel 10. // klik hier voor deel 11. // klik hier voor deel 12. // klik hier voor deel 13. // klik hier voor deel 14. // Klik hier voor deel 15. // Klik hier voor deel 16. // klik hier voor deel 17. // klik hier voor deel 18. // klik hier voor deel 19. // klik hier voor deel 20. // klik hier voor deel 21. // klik hier voor deel 22. // klik hier voor deel 23. // klik hier voor deel 24.
‘We moeten praten,’ is een semi autobiografisch verhaal over radeloos verdriet en verlies, over verlaten worden en bedrogen uitkomen; kortom een verhaal over een huwelijk dat gedoemd is om te stranden. Het is ook een verhaal over opkrabbelen, opnieuw beginnen, fouten maken en vergissingen begaan, onderuitgaan en uiteindelijk over healing. Iedereen die ooit heeft geleden aan een gebroken hart door een verloren liefde zal zich in het verhaal kunnen herkennen en er troost uit kunnen putten. Want hoewel geen enkele scheiding hetzelfde is, zijn de worstelingen en het verdriet wel degelijk universeel.
Geschreven door: Britt Bottelier