Ineens ziet Britt haar man met een ander lopen

Artikel beeld

Hoofdstuk 15

Zijn loopje valt me eerder op dan dat ik hem zie, want dat loopje herken ik uit duizenden. En dan zie ik haar ook en weet ik meteen dat zij het is. Ik kijk weg. Zoals kinderen dat ook doen als ze onzichtbaar willen blijven. Ze passeren de etalage van de lingeriewinkel aan de overkant. Ik zie dat hij weifelt – omdat ik elke beweging van hem ken, weet ik dat hij weifelt; een fractie van een seconde dat ene been dat vertraagt en die ene arm die net iets te lang naar achteren blijft wijzen. Maar hij laat zich niet kennen, dat weet ik ook, dat hij zich nooit laat kennen. Dus pakt hij haar hand en neemt hij haar mee naar de overkant van de straat – naar mij. Het bloed stijgt naar mijn hoofd, ik kleur rood tot achter mijn oren, als een bakvis, sta te trillen op mijn benen. Ik wil weg omdat ik dit niet wil. Even aarzel ik. Maar ik blijf staan. Met het lood in mijn schoenen, slappe benen en het gal achter in mijn keel, blijf ik staan. Hij groet me – iets te overdreven – alsof hij me in geen jaren heeft gezien, waardoor ikweet dat hij net zomin op zijn gemak is als ik.

‘Wat een toeval,’ zegt hij onnozel. ‘Nou ja, nu we elkaar toch tegenkomen kan ik jullie net zo goed meteen even aan elkaar voorstellen.’ Zij lacht haar hagelwitte, kaarsrechte, niet te missen, jaloersmakende, tanden voor me bloot en steekt gretig haar hand naar me uit. En dan komt er een waas voor mijn ogen. Er vaart iets duivels in me dat me doet uitstijgen boven haar en hem en deze hele poppenkast. Ik kijk naar haar hand, vastbesloten om die met geen vinger aan te raken. Dat wend ik me van haar af en kijk ik hem recht in zijn schijnheilige smoel.

‘Je begrijpt toch hopelijk wel dat ik hier niet op zit te wachten?’ Ik zeg het blijkbaar hard genoeg om de man verderop zijn hoofd naar ons te doen omdraaien.

Hugo knippert met zijn ogen. Uit het veld geslagen, van zijn stuk gebracht. Mompelt zowaar iets van een ‘ja’ en dan loop ik weg – trillend en sidderend. Nog één keer draai ik me om. Sans gêne neem ik de beelden razendsnel in me op zoals alleen vrouwen elkaar in een flash kunnen scannen zonder ook maar één detail over te slaan. Ik zie een broek die raar om haar lijf hangt en een jasje dat spant om haar onderrug. Benen die te kort zijn voor haar lijf, een tas die lomp is en groot en haar hand die zijn hand loslaat. Een vreemd gevoel van opluchting maakt zich van mij meester. Het is alleen haar gebit, denk ik. Dat was perfect. Maar voor de rest? Het is seks! Het kan niets anders dan seks zijn want alles wat ik gezien heb is matigjes en gewoontjes en als Hugo ergens niet van houdt dan is het van middelmaat. En dan te bedenken dat seks nooit genoeg is om een blijvertje te zijn. Want seks raakt op een dag een beetje op en sleets en dan moet er meer zijn om de boel aan de gang te houden en juist dát beetje meer is wat ik helemaal niet zag daarnet.

‘Seks!’ roep ik zodra Claire opneemt. ‘Het is seks. Alleen maar seks en verder heeft ze niets om het lijf.’ Ze vraagt of ik alsjeblieft wat specifieker kan zijn. Ik ratel het hele verhaal achter elkaar aan haar op zonder ook maar één keer adem te halen.

‘En?’ vraag ik als ik uit gerateld ben. Inmiddels ben ik thuis.

‘En? Wat nou en? Wat maakt het nou uit wat het is Britt? Is het niet erg genoeg zoals het is? Hij gaat vreemd, heeft tegen je gelogen en heeft je uitgegumd. Maakt het wat uit waarvoor en waarom? Seks, lange benen, grote tieten, goed kunnen pijpen. Het moet je niet uitmaken wat het is. Het is in de eerste plaats al schaamteloos en respectloos dat hij bij jou om de hoek met dat mokkel gaat lopen pronken. Het had hem gesierd als hij die straat even uit de weg was gegaan met nul kans om jou tegen het lijf te lopen. Waarom zou hij haar aan je voor willen stellen? Waarom zou zij aan jou voorgesteld willen worden? Je moet het laten gaan Britt. Je moet het loslaten.’

Als Claire klaar is weet ik niets meer te zeggen en is er niets meer over om me beter door te voelen. Onder haar preek ben ik in elkaar gekrompen tot het tegenovergestelde van wat ik net op straat was. En het aller ergste: ik schaam me voor mijn opluchting en voor mijn geratel. Ik schaam me omdat ik erin geloofde dat wat ik had gezien me zou helpen en dat ik niet, net als Claire, wist dat geen enkele reden genoeg reden is om me minder ontkend te voelen en minder klein. Zwijgend, met de telefoon nog aan mijn oor, loop ik naar de grote spiegel in de gang. Nog steeds zwijgend staar ik naar mijn spiegelbeeld.

‘Wat nou? Ben je nu beledigd nu?’ vraagt Claire.

Ik voel me niemand. Net zoals ik me voelde toen ik op mijn zevende voor de klas werd geroepen door zuster Immaculata, een non met frustraties die verder dan de hel reikten en die me voor de klas had geroepen met geen enkele andere reden dan me te vernederen – in de hoop er zelf beter van te worden. Ik droeg die dag mijn nieuwe rode overgooiertje dat mijn moeder met oneindig veel geduld voor me had genaaid en waar ik me eindeloos mooi in voelde. Het overgooiertje was kort zoals het de jaren zestig, de jaren van de ieniemienie rokjes en jurkjes, betaamde. Toen ik eenmaal voor het bord stond, met mijn spillebeentjes onzeker wiebelend onder het rode rokje en geen idee waarom ik daar moest staan, sneerde Immaculata vanonder haar kap dat ze bijna mijn billen kon zien, zó kort zou ‘dat ding’ me zitten. Daarna wendde ze zich tot de andere meisjes in de klas en vroeg ze of zij dat ook vonden. Pas nadat iedereen instemmend had geroepen en geknikt mocht ik weer gaan zitten. Ik durf te wedden dat mijn hoofd tegen die tijd net zo rood was als mijn overgooier.

‘Hallo?’ zegt Claire. Ze klinkt ongeduldig.

‘Ik heb even tijd nodig. Ik bel je nog, want ik weet het nu even niet.’ Van binnen voelt het alsof er iets is geknakt en het voelt zo koud en star dat ik er voor dat moment niet eens woorden aan kan geven.

 

Benieuwd hoe het begon?

Klik dan hier voor deel 1.//klik hier voor deel 2.// klik hier voor deel 3. // klik hier voor deel 4. // klik hier voor deel 5. // klik hier voor deel 6. // klik hier voor deel 7. // klik hier voor deel 8. // klik hier voor deel 9. // klik hier voor deel 10. // klik hier voor deel 11. // klik hier voor deel 12. // klik hier voor deel 13. // klik hier voor deel 14.

 

‘We moeten praten,’ is een semi autobiografisch verhaal over radeloos verdriet en verlies, over verlaten worden en bedrogen uitkomen; kortom een verhaal over een huwelijk dat gedoemd is om te stranden. Het is ook een verhaal over opkrabbelen, opnieuw beginnen, fouten maken en vergissingen begaan, onderuitgaan en uiteindelijk over healing. Iedereen die ooit heeft geleden aan een gebroken hart door een verloren liefde zal zich in het verhaal kunnen herkennen en er troost uit kunnen putten. Want hoewel geen enkele scheiding hetzelfde is, zijn de worstelingen en het verdriet wel degelijk universeel.

 


Geschreven door: Britt Bottelier

 

Door: Redactie Franska.nl

Afbeelding van Redactie Franska.nl
newsletter image
newsletter close button newsletter image
Word jij ook gezellig
Franska vriendin?
Zo maak je kans op
prijzen en uitjes!