Huid­honger

 

Dag 35 in quarantaine, donderdagochtend, ik word wakker en denk ‘huidhonger’.

 

Enigszins verbaasd vraag ik me af hoe kom ik daar nu weer op kom. Ik stap uit bed en ga met mijn teckels wandelen. Het is nu al heerlijk weer en terwijl ik de honden uitlaat pluk ik gelijk een klein bosje bloemen. Er staan nu wilde narcisjes, blauwe druifjes en vogelmelk in bloei. Het is echt oorverdovend stil. Thuisgekomen zet ik een pot thee en maak een ontbijtje, mijmerend op mijn terras blijft het woord huidhonger maar door mijn hoofd spelen en opeens moet ik aan een ontmoeting met twee zwervers denken.

 

Jaren geleden was ik hoofd facilitaire zaken bij de vuilnismannen in Amsterdam en pakte ik iedere morgen de trein van kwart voorzeven om naar mijn werk te gaan. Op zo’n ochtend kom ik het perron op lopen. Tussen alle andere reizigers staan twee zwervers te wachten, beiden met een verfrommelde vuilniszak onder de arm. De trein rolt het station binnen, komt knerpend tot stilstand en ik stap in. Net op het moment dat ik ga zitten komen beide zwervers langslopen, ik knik en zeg goedemorgen. De vrouw kijkt enigszins verbouwereerd en loopt door; de man kijkt me glunderend aan en zegt, terwijl hij op de andere bank neerploft: ‘Goedemorgen mevrouw.’

 

Hij begint meteen een heel gesprek met me, vertelt dat ze die nacht op de luchtroosters van het grote postkantoor aan de Neude hebben geslapen omdat het daar altijd zo lekker warm is. ‘Nu gaan we naar Amsterdam naar het Leger des Heils,’ legt hij uit, ‘en waar gaat u naartoe?’ Net als ik hem wil vertellen dat ik de baas van de vuilnismannen ben, roept de vrouw uit de andere coupé: ‘Dave, je moet hier komen zitten!’ Dave roept terug: ‘Nee Lies, dat kan nu niet, ik zit met deze mevrouw in vergadering, kom maar bij ons zitten.’ Lies heeft zich nog maar net bij ons geïnstalleerd of daar komen de controleurs al aan. Wat nogal vreemd is, want anders controleren ze echt nooit. Natuurlijk hebben Dave en Lies geen plaatsbewijzen, ze krijgen netjes een reprimande en nadat alle gegevens zijn opgeschreven, inclusief een fikse boete, zegt de controleur: ‘U krijgt de acceptgiro’s binnenkort thuisgestuurd.’ Ik moet uitkijken dat ik niet in lachen uitbarst, zwervers hebben geen thuis. Wat een dom machtsvertoon.

 

Als de controleurs zijn verdwenen wil Lies naar de andere coupé terug (ik zat eerste klas en zij hadden nu kaartjes voor de tweede). Ik zeg: ‘Lies blijf nu maar hier zitten want die controleurs komen echt niet meer terug hoor.’ Haar ogen glinsteren even, ze vindt het een goed idee. Ik schenk een kop thee in en vraag of ze ook wil, waarop ze haar verfrommelde vuilniszak opent en er een fles port uit haalt. ‘Nee dank u, ik heb mijn eigen medicijn, wilt u wat van mij?’ Waarop ik haar bedank, brrrr, ik moet er niet aan denken.

 

Nu is zij aan de beurt om met mij te kletsen en ze wil van alles weten en ik van haar. Ze vertelt dat ze kinderen heeft en vroeger ook een goede baan had. Ja, en toen was er zoveel fout gegaan, nu leeft ze al jaren op straat. Op een gegeven moment pakt ze mijn hand maar daar schrikt ze zelf van, ze trekt haar hand snel terug en zegt: ‘Sorry mevrouw’ omdat ze mij aanraakt. Ik kijk haar aan en zeg dat het prima is en ze pakt snel weer mijn hand. Zo blijven we al kletsend zitten tot Amsterdam Centraal, daar moeten ze eruit. Lies laat mijn hand los, geeft me een kus en weg zijn ze. ‘Dag mevrouw!’ roept ze nog net voor ze de coupé verlaat.

 

Ik besef dat dit de ‘onaanraakbaren’ zijn en vraag me af hoe het is als je nooit meer aangeraakt wordt. Dat Lies mijn hand pakte en echt vast wilde blijven houden – ik besef nu pas: dat is volgens mij huidhonger. En nu, na 35 dagen quarantaine, heb ik ook huidhonger. Ik kijk uit naar de dag dat iemand mij weer omarmt en me een stevige knuffel geeft. ANDRÀ TUTTO BENE.

 

Door: Adje Middelbeek

Adje Middelbeek woont en werkt in Umbrië (Italië). Vanuit haar supergezellige B&B c.q. vakantiehuis Podere del Buongustaio organiseert ze de mooiste culi-reizen.

Afbeelding van Adje Middelbeek