De bijna honderd jaar oude eik die mijn opa ooit plantte, is een doorn in mijn oog geworden. Hij staat in de tuin van mijn ouderlijk huis, waar mijn man en ik – na het overlijden van onze ouders – zijn gaan wonen. Alles verliep in goed overleg. Mijn zus Nanja, echte stadsmens, had geen behoefte terug te keren naar onze geboortegrond. De verdeling, overname van het huis en alle bijkomende zaken gingen soepel. Tot vorige zomer.
Het gesprek in de tuin
We zaten samen in de tuin, toen ik aangaf dat opa’s boom me steeds meer begon tegen te staan. Ik dacht er serieus over om hem te laten kappen. Nanja keek me aan alsof ze water zag branden. Daarna barstte ze los. Wat me bezielde om dit “familie-erfgoed” om te zagen?
Waarom zo emotioneel?
Ik was verbijsterd. Nanja had zelf geen enkele behoefte gehad om het huis te behouden. Waarom dan zo’n heftig emotioneel bezwaar tegen het kappen van één boom?
De boom is op…
Mijn simpele antwoord: “Hij is aan het doodgaan.”
De boom loopt nauwelijks meer uit, bladeren verkleuren voortijdig, takken vallen spontaan naar beneden. Zelfs een leek ziet dat het einde nabij is. Bovendien willen we op die plek een vlonder aanleggen, zodat we ook op hete zomerdagen een schaduwrijke zitplek hebben.
“Opa’s boom moet blijven”
Volgens Nanja was het kappen van de boom absurd. Er zijn volgens haar genoeg andere plekken in de tuin voor een vlonder. De boom moest blijven, punt. Ze dronk haar ijsthee leeg en vertrok boos, mij in verwarring achterlatend.
Thuisoverleg met Jan
’s Avonds vertelde ik het voorval aan Jan, mijn man. Hij haalde zijn schouders op en zei: “We moeten gewoon doen wat goed is voor ons. Nanja heeft nooit om opa, oma of onze ouders gegeven. Ze komt niet eens op het kerkhof waar wij wel trouw bloemen brengen.” En nu zou ze opeens iets willen beschermen wat stervende is?
Toch zit het me niet lekker
Ik vond dat Jan gelijk had, maar het conflict met Nanja blijft aan me knagen. Toen de tijd aanbrak om de boom echt te laten kappen, besloot ik nog één keer bij haar langs te gaan om het uit te leggen.
De bom barst alsnog
Helaas: ze werd opnieuw woedend. En ik ook. Ik herhaalde wat Jan tegen me had gezegd – dat zij niets heeft met iets of iemand die dood is of doodgaat. Dat schoot duidelijk in het verkeerde keelgat.
Een nieuw begin
En nu zijn de rapen gaar. Dat vind ik naar. Maar de boom is ziek en het is tijd om hem los te laten. We maken op die plek iets nieuws, iets moois. Een fijne zitplek, een plek van herinnering.
Een ander soort eerbetoon aan opa. En aan het leven dat doorgaat.