Frieke schrijft voor Wanska

 

Weer zo’n term waardoor ik voel dat ik oud begin te worden. Ik hoorde laatst een dame trots zijn op het feit dat ze ergens first runner up was geworden. 

 

 

 

‘First wat? Wat is dát nou weer?’ vroeg ik mijn dochter. Want ik kon zien dat deze dame trots was op zichzelf, maar ik had werkelijk geen idee waarom.

 

Nou, first runner up betekende dat ze ergens tweede was geworden waar het blijkbaar om een wedstrijd ging.

 

Tweede? Waarom zeg je dan niet gewoon dat je tweede bent geworden? Da’s toch fantastisch? Waarom prop je er dan toch weer de term ‘first’ in, zodat je alsnog de beste lijkt? Ik vind dat echt zó raar.

 

Eigenlijk vind ik het al raar dat er steeds weer nieuwe termen worden bedacht, zonder dat dit dan eerst even met mij wordt overlegd. Ik voel me namelijk altijd ontzettend dom als er neologismen ontstaan, zonder dat ik dat in de gaten heb. Of dat woorden plotseling anders gebruikt worden, maar dat ik ze nog steeds op de oude manier gebruik of versta, dat werk.

 

Ik ben nog uit de tijd waarin iets ‘gruwelijks’ betekende dat het heel erg eng of naar was.

 

Maar tegenwoordig is gruwelijk juist vet!

 

Ehhhh vet???? Ja, vet! Vroeger wilde je echt niet vet genoemd worden, maar dat is nu juist weer hartstikke fijn. Dus moest ik onlangs met mijn vette bips in een ‘jegging’, maar had ik eigenlijk geen idee of ze bedoelden dat ik te dik was, of dat ik juist een lekkere kont had.

 

En dat de jegging een jeans-legging was, ook dát duurde even voor ik het doorhad. Want zeg nou zelf: wij noemden de tuinbroek vroeger toch ook geen troek? Of de wikkelrok dan maar een wok? Ik zie al dat ik tegen mijn demente buurvrouw zeg: ‘Mooie wok hebt u aan!’

 

Het zou de dag voor haar nog een stuk ingewikkelder maken, denk ik.

 

Maar goed, daar ging het nu niet over, het ging nu over de first runner up. Iemand die eindigde als kampioen nét-niet-kampioen-worden.

 

Waarmee de derde op het podium dus de second runner up wordt, en de third runner up dan… dan… ja, waar houdt zoiets dan op? Moeten we de podia dan ook maar gaan verbouwen? Net zo lang tot de first loser before the last finisher er dan ook op past? Pfffff…
Is het erkennen van iemand die beter is dan jij nou echt zo’n probleem, lieve mensen? Moet je nou echt steeds weer iets verzinnen waardoor je beter lijkt? En kan ik nu dan alvast gaan opscheppen dat ik op een lijst sta met schrijvers waar Wieke Biesheuvel altijd bovenaan staat, maar haar dan toch maar gaan overslaan? Nee toch? Ik moet gewoon meegenieten van het feit dat ik met haar mocht samenwerken aan een steengoed magazine dat steeds groter en groter werd dankzij haar. Erkennen dat ik nog iets kan leren van de vrouw die altijd en overal de best gelezen columniste is. Waar ze ook voor schrijft. Dat is toch knap?

 

En dan hoef ik mezelf toch niet opnieuw te gaan definiëren om daarbij in de buurt te komen?

 

Of zal ik mezelf voortaan ‘Frieke’ gaan noemen? Omdat ik zo ontzettend veel geleerd heb van Franska en Wieke?

 

Ik ben trouwens wél nog steeds de best gelezen schrijfster van een goed gelezen storytelling-blog, hè!

 

En dus ook ‘Kampioen Opscheppen’, omdat ik daar de enige ben die de pagina’s vult.

 

Hahaha. En dan ben je zelfs de best gelezen schrijver als niemand het ooit leest, maar er gisteren één iemand op heeft geklikt.

 

Hou toch op, mensen. We kunnen niet allemaal de beste zijn.

 

Maar wel ons best blijven doen!

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke