Hoe het met Flo gaat

 

‘En, hoe gaat het met Flo?’ Terwijl hij de laatste twee flessen van mijn favoriete wijn in de doos stopt, kijkt A. me aan.

 

 

 

Bij A. kwam ik al wijn halen toen Flo nog een Flootje was. Haar tussenschool waar ze na de kleuterschool een paar jaar doorbracht was om de hoek bij deze wijnwinkel. Ik wilde nog weleens langsrijden bij A. voor een flesje vol, wit en boterig vocht. Want in droeve tijden moet je extra lief zijn voor jezelf. Soms werd het boterige vocht zomaar een fles blanc des blancs van Ruinart, maar dan moest het verdiend zijn en veel tranen gevloeid. We zijn altijd bij A. en winkeleigenaar M. gebleven. Omdat ik er op de pof van allerlei lekkers mee mag nemen, omdat ze altijd meelopen naar de auto, omdat de meisjes er ook zomaar even mogen plassen, ook als we niets kopen, omdat er een grote snoeppot is waar je in mag graaien, en omdat ze met liefde even een broodnodig flesje in de heg voor ons huis verstoppen. A. en M. zijn onze wijnvrienden, kortom.

 

Dat ze groot wordt, antwoord ik. Veertien alweer. A. kijkt op… ‘Ik vind het bijna een beetje zielig.’ Hij schrikt van zijn woorden, maar van A. kan ik een hoop hebben dus ik lach het weg. ‘Ze krijgt al borstjes,’ vertel ik, ‘en dan gluurt ze af en toe vol verbazing naar de binnenkant van haar jurkje.’ Ik probeer het luchtig te houden. A. lacht. ‘Wat wel sneu was,’ vertel ik verder, ‘was dat ze tijdens de vakantie twee weken lang menstrueerde.’ Dat had ik juist proberen te voorkomen door haar aan de pil te laten gaan, maar dat plan mislukte meesterlijk. A. zucht. ‘Dat bedoelde ik net,’ zegt hij, terwijl hij met zijn hand langs het buikgebied wappert. ‘Dat vind ik dan zo zielig. Dat hoort toch niet.’ En daar tussen de dozen J.Lohr, Coppola en de boterzachte Meursault vullen zijn ogen zich met dikke tranen. Ik puf de mijne weg terwijl ik in de bovenarm knijpen en aaien in een mengvorm probeer te gieten.

 

De winkelbel en de ongetwijfeld een tikje verbaasde nieuwe klant die binnenkomt, kunnen ons even niets schelen.

 

’s Avonds ontmoet ik H., ook een moeder van een bijzonder kind. Herkenning vinden is heerlijk. Ik deel mijn ergernis over de waar-eindigt-het-met-dit-kind-vragen. ‘Alsof iemand met z’n hand in je broek graait, zonder dat je het wil.’ Ze zegt het zo raak.

 

A. is het andere uiterste. Die opent zijn hart en zijn armen zonder dat ik erom vroeg. En zoals die ene zin bovenaan mijn lijstje van niet-leuke dingen staat, zo heeft A. mijn dag opgetild en een gouden randje gegeven.

 

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach