‘Zeg eens AAAAA’

 

 

En nu maar hopen dat ik geen C. heb.

 

 

 

Ik hoest een paar keer voor het slapen gaan. Niks mis mee. Maar lang voordat de dag in de lucht zit, word ik wakker van mijn eigen geblaf. Een slokje water helpt. Even. En zo sukkel ik richting de wekker. Moet ik nou? Een afspraak maken voor een test omdat dit een van de symptomen is die zouden kunnen duiden op…? Het voelt toch echt als heel erg overdrijven, maar was ik niet degene die hier een paar weken geleden nog zwart op wit beweerde dat ik me als de wiedeweerga zou laten testen als…? 

 

 

Om 8 uur stipt hang ik al aan de telefoon met mijn burgerservicenummer in de hand. ‘Nee mevrouw, u overdrijft zeer zeker niet’, volgens de meneer aan de andere kant. Het goede nieuws is bovendien dat ik vandaag meteen terecht kan. En of ik onlangs nog in contact ben geweest met mensen die besmet zijn met COVID-19? Niet dat ik weet, nee. Waarmee de omvang van deze crisis naar mijn idee meteen ontrafeld is.

 

 

Voordat ik het weet, begeef ik me richting de teststraat waar een uithangbord van de GGD me uitbundig welkom heet en me prijst omdat ik toch maar mooi gekomen ben: ‘Goed dat u er bent!’

 

 

En dit is hoe potentiële coronapatiënten eruitzien. Allemaal gewone mensen, net als ik. Niemand met een hoestbui, niemand die staat te klappertanden van de koorts. Bijna iedereen met de fiets aan de hand – want die mag straks mee het RAI-gebouw in. Bijna iedereen met een mondkapje voor – op wat jonge mensen na, ja jongens, dat bedoelen we nou! De rijen staan tot buiten en kronkelen tot net om de hoek bij de metro-ingang. Dit is ook omdat iedereen wel héél erg veel afstand houdt – geen anderhalve meter, maar méters.

 

 

Bij de ingang staat beveiliging om de kudde in bedwang te houden. Even wachten nog mevrouw in het geel, terug naar buiten alstublieft. Dan melden voor de barcode, stilstaan op de rode voetstappen en door naar de als marsmannetje vermomde mevrouw van de GGD die de test gaat afnemen. Ik mag gaan zitten op de kruk achter het scherm, zegt ze. Net als in het hokje voor de pasfoto. ‘Mond open. Héél ver. En dan AAAA zeggen. En ook AAAA blijven zeggen als het wattenstaafje héél diep achter in je keel zit.’ Ik begin spontaan te kokhalzen, waarvoor ik complimenten krijg: ‘Het klinkt misschien gek, maar dat zien we graag, dat kokhalzen.’ Vervolgens vraagt ze of ik haar wil aankijken voor de neustest en zegt dat ik haar gewoon moet vertrouwen, want ‘alles komt goed.’ Als ik even later via de zijdeur richting exit fiets, staat een meneer op links zijn bloedneus te stelpen. ‘Geen fijn gevoel’, zegt hij. ‘Nee. Geen fijn gevoel.’ En nu maar hopen dat ik geen C heb.

 

 

N.B. Een dag later kwam de uitslag al en die was goed!

 

 

Door: Brigitte Bormans

Brigitte werkte jarenlang als culinair journalist en schreef twee kookboeken. In 2004 werd ze directeur/eigenaar van Erfgoed Logies. Maar zonder schrijven kan ze niet. Gelukkig zag Franska wel iets in haar columns, kwam van het een het ander en mag er nu ook over andere zaken worden geschreven.

Afbeelding van Brigitte Bormans