Wieke heeft staar

 

Denkt ze. Nee, dat weet ze zeker.

 

Ik moet naar de opticien. In de stellige overtuiging dat ik staar heb. ‘Dat heb je niet,’ zegt Man, die meegaat omdat hij op zijn bril is gaan zitten. Jaja, wij kunnen er wat van thuis. ‘Hoezo, dat heb je niet,’ bauw ik hem na, ‘sinds wanneer zie jij dat met je scheve bril?’ 

 

Een vriendin mailde me dat zij staar heeft en naar oogheelkunde moet. Zoals altijd als een ander iets heeft, denk ik dat ik dat óók heb. Of het nu om jicht, diabetes, een hartkwaal, hoge bloeddruk, een terminale ziekte of, nu dus, staar gaat. Laatst las ik dat je een grote kans op staar hebt als je lang in de tropen bent geweest. Enfin, Man gaat aan de leestafel zitten en ik mag met de opti-dinges mee naar een kamertje met apparatuur. ‘Ik begin met een anamnese,’ zegt hij, ‘want als u wat mankeert aan uw ogen waarvoor een verwijzing naar de huisarts vereist is, dan hoeft de oogarts dat eventueel niet meer te doen. Daar hebben ze namelijk geen tijd voor.’ Of mijn ouders oogproblemen hadden. Nee. Hooguit een tante die bijna honderd is geworden. Maar hallo zeg, gaan we er nu meteen vanuit dat ik een ernstige oogziekte heb?? Ik word al een beetje bang.

 

Op het Zambiaanse platteland zie je bijna niemand met een bril. Wel komt er veel staar voor. Zo erg, dat je nauwelijks ziet wat voor kleur ogen iemand heeft. Tel je zegeningen Biesheuvel, je woont nu in Nederland. Dan volgt het meten. Als het klaar is zegt de opticien: ‘Tsja, het zou kunnen dat u staar heeft. Niet dramatisch hoor, u zit nog nét boven het streepje (welk streepje??), maar ik geef u toch een verwijsbrief mee voor de huisarts.’ Waarom niet voor een oogarts? ‘Wij mogen geen diagnose stellen’, zegt hij. Waarom doet hij dat dan toch? ‘Néé, ik zeg: wellicht… maar ik denk het wel en ik zou niet eerlijk zijn als ik u dit niet zou zeggen. De huisarts verwijst u dan eventueel door.’ 

 

Ik kwam voor een sterkere bril, maar nu zegt hij dat dit niet verstandig is. Ik kan beter wachten op het oordeel van de huisarts en eventueel de oogarts, want na een ingreep moet je weer andere glazen. Sodeju! Doe mij toch gewoon een sterkere bril! Nou ja, vooruit dan maar. Ik krijg de brief mee en zeg triomfantelijk tegen Man: ‘Mooi dat ik dus wél staar heb hè?!’ Bij deze diagnose is het wel fijn, als pleister op de wond, dat ik nu gelijk krijg. Hou ik erg van. Met mijn rechteroog zie ik dertig procent, met het linker zeventig, aldus de rapportage.

 

 

‘Mag geen naam hebben,’ vindt Man. Hij denkt dat een oogarts nog niks gaat doen. Jaja, hij dacht ook dat ik geen staar had. Ik doe het al in mijn broek bij het idee dat iemand in mijn oog gaat pielen. ‘We worden ouder schat,’ vindt Man, ‘dan krijg je kwalen!’ Maar ik heb nooit wat, alleen lijd ik altijd het meest… onder het lijden dat ik vrees (zeiden onze ouders). Zucht. Dit zijn van die dingen waardoor ik wil vluchten naar een idyllisch eiland, met een hangmat tussen twee oeroude palmbomen en waar ik mijn kop lekker in het witte zand kan steken. Niks staar. Ik heb niks. Omdat ik het niet wil. Weer zucht. ‘Laten we saucijzenbroodjes gaan halen bij de HEMA,’ vindt Man. Goed plan. Al zou ik honderdduizend keer liever naar dat eiland gaan. 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel