Ah, zullen we hem meenemen?

 

‘Ik denk dat ik maar veganist word.’ Mijn man zucht als hij neerstrijkt op een Portugees terras. We hebben net de plaatselijke vismarkt bezocht en het stemt treurig, al dat moois dat niet meer rondzwemt in de Atlantische Oceaan maar gevangen is zodat wij het op kunnen eten. Gigantische – nog levende – krabben, glibberige palingsoorten, sardientjes, tonijnen, octopussen en soorten die ik op een Nederlandse markt nooit had zien liggen. Een uur eerder was mijn zesjarige dochter in shock toen ze zag hoe een visser zijn net gevangen buit chagrijnig van de haak trok en in het zand gooide. Het visje spartelde uit alle macht, maar was na de klap ten dode opgeschreven. ‘Waarom gooit hij hem niet terug in de zee?’ vroeg ze wanhopig. Ik wist het antwoord niet.

 

Mijn dochter en haar grote dierenhart hadden het ook al zwaar gehad op een andere Portugese markt, waar tientallen kippen opgepropt zaten in piepkleine kooien, net als eenden, ganzen en kuikentjes. Er werd getrokken aan ledematen en gesmeten met levende dieren. Nog erger werd het toen ze piepkleine hondjes en poesjes ontdekte, sommige ernstig versuft, anderen die probeerden uit hun kooien te klimmen. We zagen hoe een Portugees jongetje een kitten cadeau kreeg van zijn ouders, er hard in kneep en het over de markt zeulde. Ik wist dat het diertje over een paar maanden op straat zou belandden, net als de schattige hondjes die kinderen voor hun verjaardag krijgen. Op elke straathoek zagen we honden aan de ketting, ik hoorde ze ’s nachts janken van ellende.

 

Die avond ontdekten we in een Portugees restaurantje een nestje verwaarloosde puppy’s. Een ander Nederlands gezin dat er aan het eten was, besloot er een mee te nemen naar Nederland. Ze vonden het misdadig hoe slecht de Portugezen voor hun dieren zorgden. Mijn dochter wilde er ook een meenemen, en ik ging bijna om. Tot mijn man dreigde met een echtscheiding, thuis wachtten er al een hond en twee poezen. De Nederlanders namen de puppy’s op schoot en verslonden ondertussen de kip die diezelfde Portugezen op de bbq hadden gelegd. Misschien is een kippenleven minder waard dan een hondenleven, bedacht ik me. Misschien is onwetendheid stiekem wel fijn. Want in die drumstick herkennen we geen kip meer. In veel zuidelijke landen gaan ze in onze ogen bruut met dieren om, kijken we geschokt naar de duidelijk herkenbare konijnen, varkenskoppen en karkassen bij de slager. Tegelijkertijd gooien wij nog steeds goedkope speklapjes op de bbq, zelfs als we hebben gelezen dat er 20.000 varkens in rook zijn opgegaan bij een stalbrand. Eten we graatloze visfilets, maar hebben moeite met spartelende vissen op een markt. Vergassen we honderdduizenden fipronilkippen maar zijn verdrietig om een puppy in een kooi. 

 

Nee, we worden geen veganist, maar eten nog maar maximaal twee keer per week vlees van dieren waarvan ik zeker weten dat ze een fijn leven hebben gehad. Voor mijn dochter telt de herkomst overigens niet. Zij besloot al op haar vierde dat elk dierenleven voor haar evenveel waard is.

 

 

 

 

  Freelance journalist Miloe van Beek is wars van mooie plaatjes, en altijd op zoek naar het echte verhaal. Ze is chronisch chaotisch, heeft geen enkel paar dezelfde sokken, maar wel twee luidruchtige kinderen, een ongehoorzame hond, twee katten en een man met een carrière.

witte-balk-met-bol-miloe