‘Stel je voor dat iedereen dat zou doen!’

 

‘Stel je voor dat iedereen dat zou doen!’ Wiens vader, moeder, meester of juf riep dat nou niet als je vroeger een papiertje op straat gooide?

 

 

 

Ik ben me ervan bewust dat het dan een puinhoop wordt en ik gooi dus nog altijd geen papiertjes op straat maar stop ze in mijn zak. Toch lijken er steeds minder mensen te zijn die zo denken. Ik zie steeds vaker mensen die nooit denken: wat nou als iedereen dat zou doen? Zij voelen zich gelegitimeerd om alleen maar aan zichzelf te denken. Een proces dat we misschien maar weer eens terug moeten draaien. 

 

Zo hebben wij hier in het dorp een duidelijk voetpad dat inmiddels is overgenomen door fietsers. Het is de kortste route van noord naar zuid, en omdat Jantje er fietst mag Pietje dat ook. Sterker nog: er wordt flink gebeld en geroepen wanneer je je er als voetganger beweegt. Dat is blijkbaar niet meer de bedoeling. En zeg er niets van, want dan krijg je ‘Wat moet je nou?’, ‘Je kan toch wel effe aan de kant?’ of ‘Zeur niet zo’ naar je hoofd. En er lijkt niemand te denken: wat nou als we dit allemaal gaan doen?

 

Als hij het doet, mag ik het ook. Dat geldt ook voor grote tuinfeesten die tegenwoordig meer op festivals lijken. En de mensen op festivals dragen dan oordoppen, maar de mensen die er omheen wonen hebben gewoon pech. 

 

En een keer een feestje is natuurlijk prima, hè. Ik hoor liever feestjes dan bombardementen, dus ik waan mezelf bij elk feest ook weer gelukkig dat ik in een land woon waar dit nog kan.  

 

Hoewel… Als je het aantal explosies bij woningen de laatste tijd optelt, dan kun je je afvragen of we niet inmiddels in een burgeroorlog zijn beland. 

 

Maar goed… misschien zijn er steeds meer mensen in Nederland die niet meer weten dat dat soort dingen niet de bedoeling is. Wiens ouders dat blijkbaar niet hebben doorgegeven. En we moeten ook een beetje met onze tijd mee als bejaard volk, dus ik ga proberen om dat dan ook maar allemaal normaal te vinden.

 

Of toch niet? Laatst sprak ik, heel ouderwets, iemand aan die met een loslopende hond in een stiltegebied voor vogels liep. Ik kon het me als oplettende burger bijna niet voorstellen, maar het kon zijn dat deze meneer de vijf verbodsborden had gemist waar hij al langsgelopen was. Dus ik wees hem er maar even op: ‘Leuke hond heeft u. Maar dit is wel een gebied waar honden niet mogen komen, hè. Wist u dat?’

 

‘O, d’r mag zo veel niet.’ Dat was alles wat eruit kwam. Maar ik wil diezelfde meneer weleens horen als hij thuiskomt en zijn tuin zit vol met mensen die daar niet horen. Gewoon omdat hij er toch niet was. Of als zijn hond bang blijkt te zijn voor vuurwerk. Iets dat tegenwoordig ook dagelijks wordt afgestoken. Dan roept hij vast niet: O, er mag zo veel niet.

 

Ik zeg: laten we elkaar dus weer andersom gaan beïnvloeden. Weer gewoon die kneiter-ouderwetse fatsoensnormen gaan hanteren. Je aan de verkeersregels houden, netjes belasting betalen, om de buren denken, van andermans spullen afblijven, geen afval op straat gooien, niet liegen en vertrouwen op mensen die ergens voor hebben geleerd (zeker als je daar zelf niet voor geleerd hebt). Bestuur geen auto als je geen rijbewijs hebt, en denk dan ook niet dat je een heel land kunt besturen.   

 

Ooooo, lieve mensen. Wat nou als iedereen dat zou doen? 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke