Opgelicht

 

Dit meen je niet! Dat was het eerste wat ik dacht. Ik dacht dat zoiets alleen op tv voorkwam, en ik was erg op haar gesteld.

 

Ik kon het gewoon niet geloven, omdat ik haar best wel vaak had geholpen in moeilijke tijden.

 

En moeilijke tijden hád ze. Sjonge, jonge, wat had zij veel meegemaakt zeg. Soms gebeurden er dus zelfs dingen waarvan wij zeiden: dat gelóóf je toch niet? Goede tijden, slechte tijden is er niets bij, zeiden we dan tegen elkaar. Maar ja, iemand die zoveel meemaakt die laat je natuurlijk niet vallen. Dus daar gingen we weer.

 

Ze liet me ook denken dat ik iets voor haar betekende, en dat was blijkbaar mijn zwakke plek. Bij iedereen is zo’n zwakke plek anders, en bij iedereen gebruikte ze die dus op een andere manier en voor een ander doel. En vaak genoeg dacht ik bij al die ellende: ach, nee, hoe kan dat nou? Heus wel. Hoe kan dit nou allemaal tegelijk gebeuren? vroeg ik soms dus voorzichtig aan haar. En dan kletste ze alles weer recht met een nieuw verhaal.

 

Eigenlijk kan ik nu wel constateren dat niets wat ze me ooit verteld heeft dus waar was. Ook niet dat ze haar rekeningen niet op tijd had kunnen betalen, omdat de postbode de zakken post in haar wijk niet zou hebben bezorgd. Tsja… dat lees je toch weleens in de krant? Je hoort soms toch dat postbodes zakken vol post in een sloot of garage dumpen in plaats van bij de mensen thuis? Het kán dus.

 

Het kon altijd allemaal nét, en je haalde het niet in je hoofd om op zo’n moment je twijfel uit te spreken. Gewoon, omdat ze dan al zo vreselijk verdrietig, teleurgesteld, beschadigd of boos was dat je haar niet nog verder wilde beschadigen. Hoeveel ellende kan iemand ten deel vallen? dacht je vaak. En dan deed je maar weer wat je kon, om haar te helpen.

 

En ik ben niet de enige die dat dacht, want nu we beginnen te praten, blijkt dat ze iedereen in de maling heeft genomen. Eerst zwegen we omdat we ons schaamden dat we erin getrapt waren, maar nu voelen we ons iets minder dom. We kunnen aan elkaar nu uitleggen hoe het kwam dat we erin stonken. Ja, zo deed ze dat bij mij ook, denk je steeds. Of: het kon dus nog erger, want bij Jantje of Pietje is ze nog veel verder gegaan.

 

Zou ze om mij dan wel gegeven hebben? Zelfs dat heb ik een paar keer gedacht.

 

Maar dat was natuurlijk onzin. Want iemand die al jaren in een autootje rondrijdt, maar tegen haar moeder zegt dat ze haar niet kan komen helpen omdat ze te ver weg woont en nog steeds geen rijbewijs heeft, die, die… nou ja, laat een ieder dat zelf maar invullen.

 

En iemand die liegt over diploma’s, afkomst, inkomen, gezondheid, en wat er maar voorhanden is om mee te kunnen manipuleren, die is dus in de war. Zeker als ze dan ook nog leugens gaat rondstrooien over de mensen die haar geholpen hebben. En dát raakt me nog het meest. Dat ze al die mensen die voor haar klaarstonden naar anderen steeds heeft afgeschilderd als beesten. Als mensen die haar pijn deden, in plaats van hielpen. Heel verdrietig, vind ik dat.

 

Maar ze bestaan dus echt, deze mensen. En niet (zoals ik dacht) alleen in programma’s als Opgelicht, maar gewoon bij jou en mij in de straat, onder collega’s, in de klas, de vereniging, de familie of de vriendengroep. En we zullen met ze moeten leven.

 

Maar even slikken was het wel, toen bleek dat ik zo iemand kende. En het heeft een flinke deuk geschopt in mijn vertrouwen in de mens. Dat zal nu nooit meer blind zijn, denk ik.

 

En dat is jammer. Héél jammer.

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke