Niet zo slim opscheppen

 

De moeder van mijn vriendin definieert mensen altijd aan de hand van rijkdom. En dan niet rijkdom in de vorm van gezondheid of geluk, maar aan de hand van materiële zaken.

 

 

Vertelt zij over iemand, dan wordt er altijd bij vermeld wat voor baan iemand heeft. Althans… als zij het een goede baan vindt.

 

‘Ik sprak laatst een arts op een feestje,’ vertelt ze dan, ‘en die had net zo’n caravan gekocht als wij hebben.’ Maar dat zou ze nooit melden als het om een vuilnisman ging.

 

‘Mijn zoon heeft een vriend – en die heeft een heel goede baan bij Shell – en daar gaat hij volgend jaar mee op vakantie.’ Maar nooit: ‘Mijn zoon gaat op vakantie met zijn kapster.’ Nou ja, behalve dan als die kapster een keten met 34 filialen heeft.

 

‘Mijn dochter was op de koffie bij een vriendin – die echt héél veel geld verdient – en ze zaten zo lekker buiten in het zonnetje. Gewoon al in februari!’ Zoiets roept ze als we over het weer praten.

 

Ze ziet dus heus wel de goede dingen van het leven, want een zonnetje in februari vindt zij ook wel speciaal, maar er moet op een of andere manier altijd iets meer bij om mee op te kunnen scheppen.

 

‘Heb ik gekocht via Marktplaats,’ vertelde ze toen ik wees op twee keramieken beelden bij haar thuis, ‘van een man die echt in een extreem groot huis woonde. Met een tuin, joh! Zoiets heb je nog nooit gezien!’

 

Of ze vertelt over haar jongste die op wereldreis gaat, met een klasgenote die vroeger naast de tante van Beau van Erven Dorens woonde. Wat doet dat laatste er nou toe? Wordt die reis dan anders? Heeft het invloed op je vakantiegevoel als je reispartner vroeger naast de tante van Beau woonde? En toen ik haar laatst op straat tegenkwam, kon ik me ineens niet meer beheersen. Want toen vertelde ze dat ze nog niet zo lang geleden in de rij had gestaan voor een boek bij een heel mooie (en natuurlijk heel dure) cadeauwinkel. En dan vraag ik me meteen al af of je daar nou per se heen moet in deze barre tijd. Een cadeauwinkel? De supermarkt begrijp ik wel, maar een winkel waar je cadeautjes koopt, terwijl je nu nauwelijks bij iemand op visite mag?? Ik zou daar nog even mee wachten, tijdens een pandemie. Of het boek anders online bestellen! Maar zij dus niet. Zij stond daar in de rij met Mark Rutte, vertelde ze. En toen vond ik het ineens een raar verhaal worden. Alsof meneer Rutte nu in de rij gaat staan op straat? Alsof hij überhaupt in de rij zou staan voor een winkel?

 

‘Herinner je je dat wel goed?’ vroeg ik dus grappend. ‘Heb je actieve herinneringen aan het wachten in gezelschap van een demissionair minister-president, in een tijd dat er een virus rondwaart dat dodelijk kan zijn voor je medelandgenoten? Ik kan het bijna niet geloven’, zei ik.

 

‘Ik sta hier niet te liegen!’ riep ze toen gepikeerd. Maar waarschijnlijk zag ze toch wel in dat ze een brug te ver had opgeschept.

 

‘Het was in Noordwijk,’ zei ze aarzelend, ‘en ik heb binnen nog staan praten met Martien Meiland. Het was namelijk zijn boek dat ik graag wilde hebben, en hij stond erop dat hij het voor me mocht signeren. Maar nu je het zegt, twijfel ik wel een beetje over meneer Rutte. Die man zal nu ook wel thuiswerken, denk ik. En die woont toch in Den Haag?’

 

‘Precies!’ kon ik beamen. ‘Dus die zal heus niet naar Noordwijk zijn gefietst voor een boek. Maar ik ken de broer van het nichtje dat ooit naast de schoonmaakster van het huis van meneer Rutte heeft gewoond – en die nu echt een extréém goede baan heeft op een ministerie – dus die zal ik het eens vragen als ik haar weer zie. Maar dat kan even duren hoor, want ik blijf nog steeds zo veel mogelijk thuis.’

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke