Miranda heeft spijt van haar buitenlandse verhuizing

 

Miranda en haar man Theo hadden vroeger al dromen over verhuizen naar het buitenland. Een mooi huisje in een warm land en lekker genieten van hun pensioen.

 

En hun droom is uitgekomen, maar of dat nou echt geluk heeft gebracht is nog maar de vraag.

 

‘Hele dagen, avonden en nachten konden we hierover samen fantaseren. Wij tweeën, met vervroegd pensioen, in een heerlijk huis in een warm land. De kou heeft ons allebei nooit echt bekoord en vaak probeerden we dan ook de warmte op te zoeken in de winter. Zo is het hele plan ook ontstaan om uiteindelijk te emigreren naar het buitenland. ‘Nooit meer kou!’, riepen we dan. Maar die warmte lijkt nu ook zo’n beetje het enige te zijn wat ons hier gelukkig maakt.

 

Onze twee kinderen zijn inmiddels al richting de dertig en steunden ons volledig in ons plan. Natuurlijk vonden ze het jammer dat ze ons minder zagen, maar zij zagen voornamelijk de voordelen: zij hadden er een vakantiehuis bij. We zaten te twijfelen tussen Spanje of Griekenland; het werd uiteindelijk Griekenland. Een prachtig huis met verwarmd zwembad, zodat we ook in de winter nog lekker een duik konden nemen.

 

We kochten het stuk grond voor een schijntje; in onze vorige woonplaats Amsterdam kon je daar nog net een parkeerplaats voor kopen. Echt een goede deal dus, en ons huis konden we met flinke winst verkopen. Eerst hebben we nog een tijdje een huurhuis aangehouden in een nabijgelegen stadje, maar na zo’n anderhalf jaar zijn we fulltime hier gaan wonen.

 

De eerste zomer was heerlijk. Onze kinderen kwamen langs, met aanhang, en verbleven allebei een maand bij ons. Meerdere vrienden kwamen langs. We hebben twee gastenverblijven, expres gedaan ook zo, zodat mensen altijd welkom waren en bij ons konden slapen. Het klinkt heel decadent en soms voelt het ook wel een beetje verwend, maar mijn man en ik hebben er allebei knetterhard voor gewerkt.

 

Maar ik moet nu zeggen dat we het toch een beetje onderschat hebben. We zagen alleen maar de pluspunten: lekker weer, onze kids die lekker langskwamen, andere vrienden die langskwamen, we zouden geen moment rust hebben, zeiden we weleens voor de grap. Maar die interesse van buiten zwakte af — logisch ook, je kan niet van iedereen verwachten dat ze elke vakantie maar naar ons toe komen — en de sleur van het dagelijks leven zat er na anderhalf jaar flink in.

 

Want wat moesten we doen? We hebben een aantal cursussen gedaan om de taal te leren, maar om te zeggen dat we die nou echt onder de knie hebben… Nee. En het pittoreske dorpje dat we hebben uitgekozen ligt toch wel erg ver van het vliegveld vandaan en is eigenlijk veelal behoorlijk uitgestorven. De zomers zijn nog steeds erg leuk, daar leven we voor. Maar de winters… Die zijn alsnog gewoon koud, en dan zit je in een afgelegen dorp waar je niemand kent. Heel eenzaam.

 

Vooral onze kinderen missen we enorm, nu natuurlijk nog meer dan anders. We hebben ze wel even gezien, ondanks het coronavirus, maar lang niet zoveel en zo lang als we allemaal hadden gewild. Door de pandemie voelen we ons eenzamer dan ooit hier. Gelukkig praten we er veel over samen, maar een oplossing hebben we niet. Moeten we onze droom nu al opgeven? En waar moeten we dan heen? Dit huis krijgen we echt niet zomaar verkocht in deze tijd, en iets nieuws ervoor terugkopen is ook niet zo gemakkelijk. En dat voelt als opgeven. Maar aan de andere kant… Ik zie ons hier ook niet ultiem gelukkig worden.’