Meneer W.

Ik werkte ooit in Amsterdam op het Leidseplein, bij een bank waar men gebruikmaakte van zogeheten buizenpost.

 

 

De baliemedewerkers schreven dan op een briefje wat de klant wenste, en dat deden ze dan op een wit velletje als iemand geld wilde wisselen naar andere coupures, op een roze velletje bij opname van eigen rekening, en wisselen van of naar buitenlands geld werd begeleid met een roze (of groene) lange flap. Zo had je voor elke wens een ander vormpje, kleurtje of methode. De wens van de klant werd vermeld, er werd een naam op gezet, en daarna stopte de baliemedewerker de wens in een doorzichtige buis. Een soort wensput, leek het wel. Alleen werden briefjes met wensen over gezondheid en liefde niet gehonoreerd.

 

Vervolgens duwden ze zo’n buis dan in een gat, en daarna gingen ze alvast de wensen van een volgende klant beluisteren. Inventariseren heet dat nu. In dat gat trok een krachtige storm de buis dan naar boven, en die viel daar dan in een bak naast mij. Ik vervulde de wens door het geld te wisselen naar guldens, kronen, marken, dollars, enzovoort, of gewoon door een briefje van honderd gulden te wisselen naar wat losse tientjes en vijfjes. Er kwam geen computer aan te pas, en toch wisten we het voor elkaar te krijgen om iemands rekening te belasten voor (bijvoorbeeld) vijfentwintig gulden, en die guldens vervolgens te overhandigen aan de klant.

 

Ik propte het gewenste bedrag dan weer in dezelfde doorzichtige buis, begeleid door hetzelfde briefje van mijn collega’s beneden, en stopte die buis (zou nu tube worden genoemd) weer in een ander gat (of hole, zo je wilt), en de wind joeg hem dan weer terug naar beneden.

 

Een willekeurige medewerker beneden (die nu sales person zou worden genoemd – en die dan niet alvast met een volgende klant bezig was) pakte de buis dan op en zocht op het briefje naar een naam. Vervolgens riep hij die hard door de ruimte en dan reageerde iemand aan de andere kant van de balie door zijn vinger op te steken of door ‘ja’ te roepen (is nu yep).

 

Daarna gaf je het geld gewoon mee (zou nu naïef heten). En bij een extreem hoog bedrag weken we dan weleens uit naar een spreekkamer, om te voorkomen dat iemand buiten zou worden overvallen (zou nu ripped heten), maar dan moest er al toevallig iemand zonder geld (dus zonder money of doekoes) zijn, die ook nog eens héél slecht was én tijd had voor een overval. Het idee dat dat allemaal tegelijk zou samenkomen, op dezelfde plek en dezelfde tijd, heette toen nog toeval en werd onwaarschijnlijk geacht. Tegenwoordig komen ze voor overvallen zelfs thuis aan de deur, maar vroeger bestond deze service echt nog niet.   

 

Maar ik wijk weer af. Eerst dat verhaal van die meneer aan de balie maar even.

 

In het betreffende filiaal kwamen natuurlijk ook veel bekende Nederlanders (zijn nu influencers), verslaafden, verdwaalden en toeristen. Het was wél al Amsterdam.

 

En met die laatste groep was je soms erg lang bezig om een naam te noteren. Voordat je Jonstondingdongdottir of Gaelilaleolipswitchlang had verstaan (en opgeschreven), was je dag om en dan ging het een stuk sneller als je zo iemand gewoon even beschreef. Dan keek je collega daarna uit naar een meneer met een blauwe jas, een mevrouw met een kinderwagen, twee rugzakdragers (heten nu backpackers) en klaar was Kees. Of: done, zeg maar.

 

Maar soms, héél soms, ging dat dus fout. Dan beschreef je iemand aan de hand van het uiterlijk, en daarmee moet je natuurlijk wel een beetje oppassen. Zeker als het helemaal geen toerist blijkt, maar gewoon een stadsgenoot.

 

‘Mister Woestebol!?!’ riep een collega dus naar een vriendelijke meneer met wat warrig haar, die nog als enige klant stond te wachten. Het moest hem dus wel zijn!

 

‘Pardon?’ riep deze toen terug.

 

En dat zou nu ‘Whuuuttttt?’ zijn, maar je kunt het evengoed maar beter voorkomen.

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke