Kasteel Muisland

 

Wij wonen ‘buiten’, in een huis waarvan een deel nooit is opgeknapt en een deel alweer leegstaat omdat er kinderen zijn uitgevlogen.

 

Het niet opgeknapte deel zal dus waarschijnlijk zo blijven, maar de rest hebben we nu eindelijk eens naar ons (lees: mijn) zin gemaakt. Of tenminste… bijna! We moeten nog schilderen en overal nieuwe plinten leggen, maar dan is het ook echt zo dat ik voor het eerst in mijn leven in een huis woon dat naar mijn zin is vóórdat ik weer ga verhuizen.

 

Maar een klein deel hebben we dus nooit aangepakt. Daar was al niks toen we het kochten, en dat hebben wij zo gelaten. Daar gebeurt dus al héél lang niks. Daar is het donker. En stil. En onheilspellend. En wat krijg je daar dan?

 

Precies: muizen!

 

Ik heb weliswaar niet van die spannende luiken en gangen zoals de Meilandjes die hebben. Er zijn hier geen ruimtes die ik niet ken en ik kom nooit bijbels en botten tegen als ik in een keukenkastje kruip, maar een stuk huis zonder verwarming, plafonds, vloeren en/of muren heb ik dus wel.

 

En dat is een walhalla voor muisjes. Brutale muisjes!

 

Want ik heb ook een kat, maar daar hebben ze maling aan. Ze zitten op de dakbalken naar hem te kijken in het deel waar zich geen vloer bevindt. Daar liggen wat oude deuren op de vloerbalken (zodat we af en toe inspecties kunnen uitvoeren aan het dak of andere constructies, of waar we af en toe een doos op wegzetten met spullen die we nog niet willen weggooien). Verder is het zo dat als je náást die deuren gaat staan, je dan door de vloer zakt en via het plafond zó de huiskamer in dondert. En daar lijken de muisjes smachtend op te wachten als de kat zich weer eens via een illegale route naar die onheilspellende plek heeft begeven.

 

‘Sensatie!’ appen ze elkaar dan. En daarna gaan ze hoog en droog zitten kijken wat er gebeuren gaat.

 

‘Blijf daar nou wèhèggg!’ Ik kan het honderd keer roepen tegen de kat. ‘Ík zit niet te wachten op een gat van vier poten in mijn plafond beneden, en jíj zit niet te wachten op een uitlachsessie door muisjes. Weg dus hier! Kjjsst! Naar beneden jij!’

 

‘Jammer!’ roepen die muizen dan. Ik weet het zeker. Want ze nemen niet alleen de kat niet serieus, maar ook mij niet. Ik heb namelijk al ik weet niet hoeveel anti-muisoplossingen geprobeerd, maar ze blijven zich vestigen in de vrije sector hier.

 

Ik ben begonnen met zo’n iglootje waar ze wel ín konden, maar niet meer uit. Dan zaten ze op me te wachten met van die kraaloogjes, en hun voorpootjes smekend tegen elkaar. En dan moest manlief ’s avonds dus weer met een levend muisje naar het bos om hem daar los te laten.

 

En dat werd hij dus zat. Dat begreep ik ook wel.

 

Bovendien krijgen twee muizen zeven jongen, en die zeven jongen ook weer zeven jongen en… nou ja… je snapt het. Er moesten dus echte vallen komen. Eerst van die houten ellende-dingen waar alleen ikzelf steeds met mijn vingers tussen kwam, maar verder zat er eigenlijk nooit iets in. Sterker nog: ik ben twee valletjes kwijt! Die hebben ze gewoon gejat. Ik heb nooit een muis met een plankje op zijn rug gespot, maar waar die valletjes gebleven zijn, het is me tot op de dag van vandaag een raadsel.

 

En nu hebben we dus échte vallen staan. Stevige jongens, die met zó’n klap dichtspringen dat ik ze ’s avonds hoor als ik beneden tv zit te kijken.

 

Heel rustgevend. NOT!

 

Er stond een hele rij en ze zaten elke dag vol. Het was dus echt wel even nodig!
Maar om nou te zeggen dat ik me er fijn bij voel… Ik voel me bij elke knal een moordenaar en zie dan meteen weer kraaloogjes voor me. Voor het échte buitenleven ben ik dus volkomen ongeschikt.

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke