Het AODIWL-tijdperk

 

Vanochtend ging om 7.00 uur de wekker en nu zit ik netjes met een kop koffie aan mijn bureau, maar verder gebeurt er eigenlijk niks.

 

 

 

Ik ben moe. Ik heb de kat al eten gegeven, de vaatwasser uitgeruimd, mezelf gedoucht en aangekleed, mijn laptop aangezet en verder…

 

Nou, verder dus niks. Ik staar naar mijn scherm en constateer dat ik uitgeput ben.

 

‘Maar waarvan dan?’ vraag ik aan mezelf. ‘Je bent net uit bed!?!’

 

En dat laatste klopt, maar ik ben niet net pas wakker. Ik ben al uren wakker. En ik lag al uren te piekeren over…

 

Ja, waarover nou eigenlijk? Zoveel is er op dit moment niet aan de hand. Uiteraard hebben we wat zorgen, maar dat zijn dezelfde zorgen die miljoenen andere Nederlanders nu hebben over het klimaat, ouders, kinderen, de woningmarkt, een griepvirusje, enzovoort. Maar verder zijn man en ik allebei gezond, hebben we beiden nog werk, is de hypotheek bijna afbetaald en is onze vriendengroep nog helemaal compleet. Wie “hep ut?”, zou je denken.

 

Dat was vorig jaar wel anders. Toen was er erg veel ziek, zeer, kommer, kwel, dood, ellende en schade in ons leven, maar nu lijkt alles weer rustiger te worden. En toch lig ik nu vaker wakker dan ooit.

 

De kinderen zijn ook “af”, de ouders redden zich nog prima, ons pensioentje lijkt veilig, en de lekkages zijn verholpen. Het spitsmuizenprobleem is nu ook opgelost en de spouwmuren waar die krengen in woonden zijn meteen maar geïsoleerd. Er hangt zelfs een splinternieuwe verwarmingsketel lekker zuinig te wezen, en de kat plast weer netjes buiten. Niks te zeuren, toch? Lekker leven en heerlijk slapen!

 

Maar helaas. Lekker leven lukt nog wel, maar heerlijk slapen lukt dus voor geen meter meer en mijn vriendin vertelde me daarom dat het über-feestelijke AODIWL-tijdperk daarmee lijkt te zijn aangebroken voor mij. Het ‘als-oude-dame-immer-wakker-liggen-tijdperk’. En of ik daar nou naar uitgekeken heb?
Toen ik jong was, wílde ik niet slapen. Maar toen riep iedereen nog dat ik móest. Vooral tijdens de pubertijd zou slaap nodig zijn om het op school geleerde te kunnen opslaan. Maar ik wilde toen helemaal niet slapen en opslaan.

 

Ik wilde stappen.

 

Daarna brak de tijd aan dat ik wél graag wilde slapen, maar toen had ik weer kleine kinderen. En ik hoef jou niet te vertellen dat die je nog weleens wakker willen houden.

 

Trouwens, grote kinderen ook. Ik heb in mijn zoons pré-, mid- en na-pubertijd ook alle nachten wakkergelegen.

 

Maar nu dat niet meer nodig is, en ik eindelijk ook meer tijd overhoud omdat mijn berg wasgoed met 8/10de is geslonken toen er twee figuren het huis uitgingen, er daardoor dus ook niemand meer van en náár feestjes hoeft te worden getransporteerd, ik niet meer naar zwemlessen, musicals, 10-minutengesprekken, diploma-uitreikingen en open dagen hoef, maar óók omdat ik lekker nog niet op kleinkinderen hoef te passen, zou je denken dat ik eindelijk lekker de tijd heb om fijn te slapen.

 

Maar helaas. Nu komt ie dus niet, die slaap.

 

Ik lig in bed en denk: hè, hè, wat een rust. Of nou ja, rust; ik hoor wel een soort drilboor steeds aanslaan en dan staat mijn bed weer even te schudden, maar daar ben ik aan gewend. Da’s mijn man. En je zou denken dat ik na de snurkgewenning nu tijd zat heb om eindelijk eens lekker uit te rusten, maar in plaats daarvan draai ik van links naar rechts, en ik lees, zucht en piep, maar slapen: ho maar.

 

Misschien moet ik maar weer gaan stappen of zo. Aan de boemel tot diep in de nacht, en kijken of dát dan nog helpt.

 

En anders maar wachten tot het bingotijdperk aanbreekt.

 

Maar of ik daar nu al naar uitkijk, dat weet ik nog niet.

 

Daar ga ik vannacht dan wel even over liggen piekeren.

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke