Onze columnist opereert undercover en ontfutselt mannen de échte waarheid over het daten. Deze week was Pieter op date met Anita.

 

 

 

Achteraf bleek dat ik gewoon niet goed gelezen had. Ik had er een D bij bedacht, en heb het dan niet over de cupmaat.

 

Maar laat ik eerst uitleggen hoe ik daarachter kwam.

 

Ik ergerde me namelijk dood aan haar, maar wist niet precies waarom.

Ze was levendig, alert, en zeker geen watje. En dat spreekt me wel aan, dat soort vrouwen.

Bij alles wat ik echter deed, dacht, vond of zei, ging zij er vól in.

En soms zo fanatiek dat het gewoon raar was. 

 

Het was de hele tijd: ‘Nou jaaaa…’

Of: ‘Wat idióóót…’ ‘Achterlijk gedoe…’ ‘Be-la-che-lijk!’ enzovoort.

En dat communiceert niet zo fijn.

 

Wat doe ik toch verkeerd?, dacht ik eerst nog.

 

Ze leek mij een intelligente vrouw met een goede baan, en ik zocht dat ‘rare’, ‘domme’, of ‘belachelijke’ dus eerst nog bij mezelf. Ze was redacteur, had ik begrepen, en ze had veel te maken met andere mensen. Dus ik dacht dat het aan mij moest liggen als zij zoveel commentaar op me had. Het ligt namelijk niet in de lijn der verwachtingen dat zo iemand zomaar mensen afkraakt.

 

Tot zij in een uitbarsting vertelde dat het beroepsdeformatie was.

 

‘Beroepsdeformatie??’

 

‘Ja, ik ben zó vervlochten geraakt met mijn taak dat ik nu overal maar zeg wat ik denk, vind, of geacht word te vinden.’

 

‘Maar in jouw werk zul je toch ook weleens complimenten uitdelen?’ vroeg ik haar.

En toen keek ze me heel raar aan.

 

‘Nee, dat is mijn werk niet,’ sprak ze bits, ‘daarvoor werd ik niet betaald toen ik aan dit werk begon. En ondanks het feit dat het nu allang geen werk meer is – omdat ik doorsloeg en dus werd ontslagen – ben ik nog steeds véél te negatief. Ik ben het nooit meer kwijtgeraakt en ben nog steeds ijzersterk in alles en iedereen naar beneden halen om aandacht te trekken.’

 

‘Maar als redacteur hoef je toch geen aandacht te trekken?’ wilde ik verbaasd weten.

 

‘En je hoeft toch niemand naar beneden te halen, als je redactiewerk verricht? Was iedereen op die redactie dan zo negatief?’

 

‘Redactie!??’ gilde ze toen keihard, ‘wat zit je nou steeds te mieren over een redactie?’ En toen werd ze wéér boos. ‘O, laat me raden,’ blèrde ze ongegeneerd verder, ‘je hebt weer niet op zitten letten, hè?’ En haar ogen spoten vuur en ik schrok daarvan.

 

‘Ja, nou, eh… je bént toch redacteur???’ stotterde ik geschrokken. ‘Tenminste dat had ik begrepen uit je profiel.’

 

‘Nee, lul,’ zei ze toen woedend, ‘echt een vent, hè! Niet opgelet op school, en daarom kan ie niet lezen. Ik ben helemaal geen redacteur!

 

Ik ben re-ácteur geweest. En ja, dat beroep bestáát niet eens, maar ik werd weleens gevraagd om op internet ergens op te reageren, en ik sloeg daarin een beetje door. Ik reageerde op een gegeven moment gewoon op alles. Eerst om aandacht voor iets buiten mezelf te genereren, maar gaandeweg veranderde dat dus. Het ging langzaam steeds minder om het product of artikel, maar steeds meer om mezelf. Ik wilde gewoon aandacht. Ik had daar recht op, vond ik. En ik zag dat ik dat steeds meer kreeg naarmate ik negatiever werd, waardoor ik me steeds machtiger ging voelen.

Een gevoel dat ik daarvoor eigenlijk nooit had gekend, en wat me in eerste instantie heel blij maakte. Maar het liep dus uit de hand. En nu zit ik dus heel erg eenzaam achter mijn laptopje alles de grond in te boren wat ik nog kan vinden, maar voel me er allang niet meer fijn bij.

 

Toch kan ik ook niet meer stoppen.
Ik denk elke keer weer: híer ga ik mee scoren! En dan ga ik weer.’

 

Ze viel stil en het eerste wat ik dacht was: deleten deze gek.

 

‘Ielieten’, fluisterde ik dus zachtjes tegen mezelf. En ik moest stiekem lachen.

 

‘Wat?’, vroeg ze.

 

‘Nee, niks,’ zei ik, ‘ik liet hier even een D weg en vond dat zelf nogal lollig. Zoals bij reacteur en redacteur,’ verduidelijkte ik, ‘maar negeer me maar! Het is nogal flauw.’

 

‘Ik kán niet meer negeren’, sprak ze toen verdrietig. ‘En ik kan er ook zeer slecht tegen zelf nog genegeerd te worden.’

 

‘Om’, riep ik toen maar.

 

‘Om??… Ooow, ben je om?’ vroeg ze verheugd. ‘Ben je om, en gaan we tóch een relatie beginnen?’

 

‘Nee,’ zei ik vals, ‘ik vergat ook hier weer even de D. En laten we maar verder gaan met daten… ehh… eten.’

 

Flauw, hè? Maar ja, wat moet je anders met zo iemand?

 

 

Pieter’s naam is vanwege privacy gefingeerd. Zijn echte naam is bekend bij de redactie.