‘In Reduzum was ik nog nooit geweest’

 

Een klein boerendorp, ten zuiden van Leeuwarden. Marja gaat terug naar haar roots. Wat zal zij aantreffen in het dorp van haar familie?

 

Rondreizen op Java door de geboortestreek van mijn Indische oma heb al gedaan, maar in Reduzum (het bestaat echt en heette vroeger Roordahuizum) was ik nog nooit geweest. Terwijl mijn Friese oma Jeltje daar geboren en getogen is. Het is een klein boerendorp, even ten zuiden van Leeuwarden. De treinreis naar Leeuwarden duurt drie uur. Het stationsplein is opgebroken, maar bus 95 richting Joure via Techum is gauw gevonden. Ik reis in gezelschap van mijn vriend en twee gebreide popjes: de een stelt oma Jeltje voor, speciaal voor de gelegenheid zelfgebreid, de ander ben ikzelf, gekregen bij mijn geboorte.

 

De popjes moeten natuurlijk op de foto met het plaatsnaambord: Reduzum, met daaronder een hartelijk welkom, dus we zijn een halte eerder uitgestapt, vlak voor het dorp. Het is meteen duidelijk: hier wordt veeteelt bedreven. De geur van koeienmest, de enorme stal waaruit geloei opklinkt, en de zwart-witte Holstein-Friesians in het weiland spreken voor zich.

Ik loop het dorp binnen. Welke huizen zou mijn oma gezien hebben, waar was de schoenmakerij van haar vader, waar heeft ze gespeeld, hoe zag haar school eruit? Geen idee. Alles wat ik weet, is dat ik nu door dezelfde straten rondloop. Bij de oude haven ontmoeten we twee meisjes, ouderwets aan het buitenspelen. Kim en Hannah. Ze willen wel met de popjes op de foto.

 

‘Dan is het ineens kermis in de hel: we krijgen een regenbui over ons heen’

 

Op het kerkhof ontdekken we na lang zoeken het graf van een tante van de kouwe kant, een aangetrouwde tante van oma Jeltje. Dan is het ineens kermis in de hel: we krijgen een regenbui over ons heen, terwijl we ook in de zon staan. Een vreemde ervaring. Schuilen kan onder een boom in het plantsoen tegenover de kerk. Eén boom verderop staat een vader met zijn zoontje ook te schuilen. Achteraf is dat het moment geweest waarop ik me het dichtst bij mijn oma voelde.

 

Op de terugweg werp ik een laatste blik op het dorp, met de karakteristieke kerktoren en windturbine. We zitten in de trein en reizen met een kortingskaart. Ook mijn oma heeft Reduzum verlaten, in 1900. Ze moet rond de 21 geweest zijn toen ze besloot de Zuiderzee over te steken, op weg naar een nieuwe toekomst als bellenmeisje in Amsterdam.

 

Marja van Hout houdt van het onverwachte en gaat het liefst zo onvoorbereid mogelijk op pad. Alleen of samen, vaak met vriend Hains, beleeft ze avonturen. Kleinschalig, maar toch.