Carla moest zich inhouden om niet te juichen bij dit overlijdensbericht

 

‘Deze vrouw heeft mijn huwelijk willens en wetens jarenlang gesaboteerd.’ 

 

 

 

‘Vorig jaar kwam het bericht dat ze totaal onverwacht was overleden. Ze was niet ziek geweest, dus niemand had het zien aankomen. De ene avond was ze gaan slapen om de volgende ochtend niet meer wakker te worden. Mijn man was verslagen toen hij het aan me vertelde. Van de weeromstuit nam hij midden op de dag een bel wijn om U tegen te zeggen en goot het glas in één teug naar binnen. Ik hield me in, speelde het spel mee, met mijn gezicht in de plooi. Ik streelde hem over zijn rug – een gebaar van troost waar ik niets van meende. Van binnen jubelde het bij mij. Ik kon wel juichen van blijdschap en het van de daken schreeuwen: eindelijk is het loeder er niet meer. Nooit kan ze mij het leven nog zuur maken. Nooit hoef ik me nog af te vragen waar mijn man is als hij niet thuis is. Nooit meer dat nare knagende gevoel omdat ik weet dat hij weer bij haar is.

 

Ze was pas dertig toen haar man zich doodreed. Met drie kleine kinderen bleef ze achter. Natuurlijk hielp iedereen in het dorp haar. Ik ook. Ik nodigde haar uit om bij ons te komen wanneer ze maar wilde. Dat deed ze. Een jaar na het ongeluk was ze van een buurvrouw verderop in de straat onze huisvriendin geworden. Het duurde nog een hele poos voordat ik het in de gaten kreeg: zoals zij en mijn man met elkaar omgingen, dat was meer dan vriendschappelijk. Ik ging me zorgen maken, maar kreeg nul op het rekest: ik moest geen spoken gaan zien waar ze niet waren. Totdat ik ze op een middag in mijn bed betrapte. Het klassieke verhaal, behalve dat zij er allebei niet mee leken te zitten. Zij trok een laken over zich heen en glimlachte naar me. Hij stond op om naar de badkamer te lopen.

 

Hun affaire heeft tot haar overlijden vorig jaar geduurd. Ze is nooit hertrouwd. Meer dan dertig jaar was zij de weduwe van de dokter die zich jaren geleden doodreed onderweg naar een kraamvrouw in barensnood. Minstens vijfentwintig keer dreigde ik om bij mijn man weg te gaan, te zullen scheiden. Ik deed het nooit. Alle keren kreeg ik te horen dat mijn man net zoveel van mij hield als altijd, maar dat hij ook van haar hield. Hij wilde niet scheiden maar wilde haar ook niet kwijt. Al die jaren verbeet ik me. Ook als ze pontificaal op onze bank neerplofte alsof ze bij ons inwoonde.

 

Als ik aan haar vroeg of ze geen gewetenswroeging had, zich nooit schuldig voelde, speelde ze de vermoorde onschuld. ‘Lieverd,’ zei ze dan, ‘je moest eens weten hoeveel hij van je houdt! Alsof ik daar ook maar iets aan zou kunnen veranderen.’

 

Ik heb haar verwenst. Doodgewenst zelfs. Maar nu ik zie hoezeer mijn man in de rouw is en hoe erg hij haar mist, juich ik niet meer, want ze staat nog steeds tussen ons in.’

 

Carla’s naam is vanwege privacy gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.

 

Moet jou ook iets van het hart en wil je dat (anoniem) met ons delen? Stuur dan een mail naar info@franska.nl onder vermelding van ‘Dit moet ik even kwijt’.

 

‘Misschien heb je dit artikel al eerder gelezen op Franska.nl. Omdat we blijven groeien willen we deze mooie verhalen ook graag delen met onze nieuwe lezeressen.’