Buurvrouw

 

Miloe: Heel belangrijk als je ergens nieuw komt wonen. Een veilige basis opbouwen. Daar hoort mijn buurvrouw absoluut bij.

 

 

Zes woonplaatsen en elf huizen versleet ik in mijn 42-jarige leven. De heftigste verhuizing was die van Amsterdam naar de provincie, acht jaar geleden. Niet vanwege een fijn huis dat ik achterliet of het stadse leven dat ik gedag zei. Ik vond het erg dat ik wegging van mijn vriendinnen, van mijn kantoor met fijne mensen. Samen met mijn man en zoontje vormden zij mijn veilige basis. Dat ik op mijn 34ste voor het eerst een huis met een eigen voordeur kreeg, met een voor- en achtertuin en een zolder, deed me niet zoveel. Huizen hebben me nooit veel gedaan. Ik vroeg me vooral af of ik zou kunnen aarden op die plek waar ik niemand kende. Of ik er een nieuwe, veilige basis zou vinden.

 

‘Zijn jullie de nieuwe buren uit Amsterdam?’ Een vrouw van mijn leeftijd, een peuter voor- en een kleuter achter op de fiets, remde toen ik op een van de eerste klusdagen de auto uitstapte. Ik knikte schaapachtig, zij ratelde over een school voor haar oudste waar ze nu moest gaan kijken, ze was al veel te laat, maar binnenkort moesten we echt even uitgebreid kennismaken. ‘Kom rustig langs voor koffie of een borrel, nou tot gauw hè, daag!’ En weg slingerde ze.

 

Niks kon ik lang verborgen houden voor haar, ze had het feilloos door als ik mooi weer speelde

 

Acht jaar later is ze een van mijn beste vriendinnen, de tweede moeder van mijn kinderen en voelen die van haar zo vertrouwd dat ik ze bijna als mijn eigen beschouw. Ik ken haar jongste vanaf haar geboorte, zij zag mijn dochter toen ze een uur oud was. We bleken uit hetzelfde chaotische hout gesneden. Ik controleerde voor haar of het gas echt uit was en de achterdeur op slot als ze onderweg was naar haar vakantieadres was, zij leende me tientallen keren de sleutel als ik mezelf had buitengesloten. We dronken, hoe cliché, koffie op kinderdagen, maakten lange vakantiedagen dragelijker met wisseldiensten. Wijntjes op zondagmiddag mondden uit in chaotisch etentjes, we combineerden gesprekken over carrièrestappen met het afvegen van toeten. Een kopje melk/rol wc-papier/blik tomatenblokjes lenen leidde vaak tot een uitgebreid drempelgesprek over lief en leed. Niks kon ik lang verborgen houden voor haar, ze had het feilloos door als ik me verstopte, als ik mooi weer speelde.

 

Ze meldde het terloops. Dat ze bezig waren met een ander huis. Het was alsof mijn man zei dat hij bij me wegging. Ik keek haar ongelovig aan. Weg? Bij ons? Onmogelijk. Wij zouden toch buren blijven, voor altijd? Onze kinderen zouden toch samen opgroeien? Na de baby-, peuter- en schoolperikelen zouden we toch ook de puberjaren samen doormaken? ‘Het is echt heel dichtbij hoor,’ voegde ze er snel aan toe. ‘Ik heb het getimed, het is drie minuten lopen.’ Ik registreerde die opmerking, maar verhuizen was het enige dat bleef resoneren. Ze legde het uit, hoe ze er tegenaan waren gelopen, hoe bijzonder het was. Ik hoorde het. En nam al afstand voor haar vertrek zeker was. Ik vond het kinderachtig van mezelf, maar het was of ik niet anders kon. Het was of ik mijn thuis verloor terwijl ik bleef waar ik was. Ik besefte dat zij, haar gezin, onderdeel van mijn veilige basis waren geworden.

 

‘Ach joh, zo dichtbij, jullie blijven elkaar zeker zien!’ reageerde mensen aan wie ik het vertelde. En: ‘wie weet wat voor leuks je ervoor terugkrijgt!’ Ik knikte. In mijn hoofd had ik dat ook bedacht. Maar soms voel je niet wat je denkt.

 

 

Freelance journalist Miloe van Beek is wars van mooie plaatjes, en altijd op zoek naar het echte verhaal. Ze is chronisch chaotisch, heeft geen enkel paar dezelfde sokken, maar wel twee luidruchtige kinderen, een ongehoorzame hond, twee katten en een man met een carrière.