Pikzwart of getint?

 

Wieke gaat een gouden boekje schrijven, over wat een verademing het zou kunnen zijn als we verschillen in huidskleur oprecht zouden accepteren zonder etikettenplakkerij en zonder te graven in de geschiedenis, op zoek naar onrecht. 

 

Het gouden boekje over Sambo, het pikzwarte jongetje, en de tijger is niet meer leverbaar maar ik heb het nog. Gekregen toen ik zes jaar was. De kaft is verdwenen, maar het  sprookje is ongeschonden gebleven. In warme landen met tijgers wonen nu eenmaal weinig witte en veel ebbenhoutkleurige mensen. Het verhaaltje gaat over Sambo, het pikzwarte jongetje met zijn pikzwarte moeder Mambo en pikzwarte vader Jambo. De term getinte huidskleur bestond nog niet in 1948, toen het boekje uitkwam.

 

Onze kleinkinderen smullen van Sambo. Vooral de tijger is populair. Hij wil de mooie nieuwe kleertjes van Sambo hebben en als wisselgeld biedt hij genereus aan hem niet op te eten. Bij elke wandeling moet Sambo wat inleveren: jasje, broekje, pantoffeltjes, parapluutje. Wat ik als kind niet begreep, was dat hij steeds weer uit wandelen ging en iedere keer, tegen beter weten in, die hebberige rottijger tegenkwam. Als de tijgerdief bezoek krijgt van drie andere tijgers en ze al ruziënd zo hard achter elkaar aanlopen dat ze smelten, eindigt het boevenstel  – terecht – als boter. Daarmee bakte moeder Mambo een stapel pannenkoeken.

 

 

Het woord pikzwart wordt vaak herhaald in het boekje. Dat zou nu niet meer mogen. Al heeft de meerderheid van de wereldbevolking een andere kleur dan het saaie wit. Maar kinderen zijn kleurenblind als het om andere huidskleuren gaat – op weg naar de volwassenheid verliezen ze die gave vaak. Dat gedoe met ‘getinte huidskleur’ vind ik racistischer dan gewoon benoemen dat iemand bruin of zwart is. Begrijp me goed, ik ben blij dat onze voorouders hun verstand terugkregen en de slavernij afschaften. Ik twijfel er niet aan of een van mijn voorouders heeft onacceptabele dingen gedaan in – bijvoorbeeld – Suriname. Moet ik daar mijn excuus voor aanbieden? Dat weiger ik, want ik was het niet die met een zweep tekeer ging op een weerloze zwarte rug.

 

Ik heb jarenlang onder donkerbruine mensen verkeerd, zonder dat zij mij beoordeelden op mijn kleur. Ze keken wel naar me natuurlijk. Logisch. Dat mocht ook. Het was leerzaam om te ervaren dat ik nu eens de uitzondering was. De opa die onze auto liet stoppen, vergeet ik nooit. Hij wilde zijn kleinzoon een wit mens laten zien. Blèren dat joch, zo zielig. Opa zei vast iets als: ‘Die mevrouw doet niks hoor!’ Nee, daarvoor had je bij die etterbak van mijn voorouder met zijn zweep moeten zijn.

 

 

Mijn stelling voor vandaag: laten we ophouden met dat gemekker of we iets wel of niet pikzwart of bruin of beige, wit, geel of rood mogen noemen. Ik ga zelf een gouden boekje schrijven, over wat een verademing het zou kunnen zijn als we verschillen in huidskleur oprecht zouden accepteren zonder etikettenplakkerij en zonder te graven in de geschiedenis, op zoek naar onrecht. Het gaat om vandaag. Ebony and ivory… go together in perfect harmony. Op een piano ja, nu nog in de dagelijkse omgang met elkaar.

 

 

 

 

Door: Wieke Biesheuvel

 

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.