Moord in Wiekes tuin

Man is helemaal klaar met mijn milieuvriendelijke gedoe.

 

 

 

Als we niet oppassen, gaan de insecten naar de gallemiezen. En niet veel later wij ook, want zonder insecten is onze planeet ten dode opgeschreven. Dat is de lugubere en helaas maar al te ware  boodschap die we overal kunnen lezen. In een richeltje in de overkapping van ons terras vliegen de bijen af en aan. ‘Die moeten weg!’ zegt man beslist. ‘Helemaal niet,’ protesteer ik, ‘zonder bijen gaan we allemaal de pijp uit.’ Dus doen we niets, dat begrijpen jullie. Want wie heeft hier thuis de broek aan? Ik. Meestal.

 

Dan komen er vrienden eten en die zeggen dat het geen bijen zijn maar wespen. Zo goed had ik ze nu ook weer niet bekeken. Ik schrik ervan, want ik ben allergisch voor wespensteken. Na de laatste steek, in 1995, bleef ik er namelijk bijna in. Ik kon nog net zelf naar de huisarts rijden, helemaal onder de uitslag, en daar ging ik onderuit. Sindsdien loop ik met een epipen en medicijnen op zak om in te grijpen na een wespensteek. Aanvankelijk was dat eng, want bij een volgende steek, had de huisarts vrolijk meegedeeld, zou ik doodgaan als ik niet op tijd was met die epipen. Maar nu ik al drieëntwintig jaar niet gestoken ben, slaat de nonchalance toch toe. In Zambia heb ik zelden een wesp gezien, dus toen ik er, na een verlof, in het vliegtuig – dat draait echt niet effe om –  achter kwam dat die epipen nog thuis lag, hield ik me stil. Nooit opgebiecht aan man, want die zou dan ongelofelijk razend zijn geworden. Beter dood door een wespensteek dan een kwaaie man in huis, wat jullie? Stom hè? Jaha, weet ik. Tegenwoordig heb ik ‘m weer netjes bij me.

 

 

Goed. Wespen dus. En ik ze maar de hand boven het hoofd houden omdat ik in de veronderstelling was dat het bijen waren. Het wordt een enorme zwerm en dat moet niet, vindt man. Nadat hij er eentje uit mijn haar heeft verjaagd (die zat in de knoop daar), roept hij dat het nu klaar is met dat milieuvriendelijke gedoe van mij en belt een meneer. Die helpt, in een speciaal pak met handschoenen, het nest in aanbouw om zeep. Ach jee. En ze waren er zo druk mee. Ik vind het toch zielig. ‘Je zegt het maar,’ vindt man, ‘wat voor een kist wil je? Het is zij of jij!’ Dat is zo, maar we hebben toch een dorpsgemeenschap laten uitroeien. Ik wil het goed maken, op de een of andere manier. Maar hoe?

Door: Wieke Biesheuvel

 

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.