Kloink!

“Tineke ging eens met haar auto door de wasstraat.” Dat klinkt als het begin van een sprookje, maar dat was het dus niet.

 

 

Laat ik beginnen met vertellen dat ik verwend ben. Ik heb een echtgenoot die zo nu en dan mijn oliepeil checkt, de bandenspanning in de gaten houdt, de ruitenwisservloeistof bijvult en twee keer per jaar mijn auto door de wasstraat haalt. Ik heb dus helemaal niks te klagen.

 

Maar hij ook niet hoor! Want toen hij onlangs moest revalideren na een beenbreuk, ging ik echt geen lijstjes maken met wat hem nog te doen stond zodra hij weer op de been zou zijn. Nee, ik ging keurig zelf grasmaaien, dakgoten leegscheppen, de vuilnisbak buiten zetten en… uhhh… uhhh… verbazingwekkend hoe weinig zo’n man eigenlijk nog bijdraagt in het huishouden als de kinderen weer wat groter zijn!

 

Maar goed, ik had alles prima onder controle en het enige wat me op een dag nog stoorde was die intens vieze auto. Ik kocht bij het tanken dus een ticket voor de wasstraat, omdat ik met de hand wassen door tijdnood even niet zag zitten. Ik ben namelijk best wel een kniert – dus ik heb het wél overwogen – maar ik besloot gewoon dapper te zijn en net te doen of ik zo’n wasstraat helemaal niet eng vind. Ik heb dus net zolang gezocht tot ik er eentje vond waar ik niet in de auto mocht blijven zitten, en ter plekke vroeg ik aan de dame achter de kassa (lichtelijk in paniek, dat wel) hoe het allemaal werkte. Wat moest ik doen, en wat moest ik laten? En ik vreesde dat ik nóóit kon onthouden wat ze daarna allemaal opnoemde, maar de heren die achter mij in de rij stonden beloofden dat het heus wel ging lukken. Ze somden samen nog een trits met zaken op die ik moest dichtklappen, afdekken, wegdraaien en inpakken, en vertelden vervolgens dat ik mijn auto in de wasstraat moest zetten, naar buiten moest lopen, en daar dan een code moest intikken op een zuil.

 

Nou, dat moet lukken, zuchtte ik. En ik liep snel naar buiten, omdat ik bang was dat ik het anders allemaal weer zou vergeten.

 
‘Ehhh, mevrouw,’ riepen ze toen allemaal in koor. En ik zag ze heus wel lachen hoor! ‘U begint al met het vergeten van het bonnetje met uw code!’

 

O, gut, ja. Sorry. Zucht. Geen goed begin dus!

 

Maar nadat ik even later op de plek (des onheils) mijn achterruitenwisser had ingepakt, de spiegels had dichtgeklapt, mijn auto naar binnen had gereden, de wasstraat had verlaten en de code had ingetoetst, restte mij dus even niets anders meer dan wachten en eindelijk dat bord maar eens te lezen waar stap voor stap op stond wat je moest doen om je auto veilig te wassen.
Shi…,


 

Daar las ik dus dat ik de handrem erop had moeten zetten. Ja, dat hadden ze niet gezegd! Of toch? En ik las ook dat ik de antenne eraf had moeten draaien, en dat had ik dus ook niet gedaan!
 

Verdorie, dacht ik nog. Maar toen was het al te laat.

 

Kloink! hoorde ik tussen de borstels. En mijn auto werd gelukkig niet naar buiten gesmeten, maar mijn antenne dus wel. Begeleid door een akelig geluid zag ik hem geamputeerd worden en ik heb hem daarna nooit meer terug kunnen vinden. Ook niet nadat de rust in mijn hoofd en de wasstraat weer was teruggekeerd.

 

‘Zestig euro, alstublieft,’ zei de meneer van de garage waar ik daarna meteen maar naartoe reed om een nieuwe antenne te halen. En dat klonk mij bepaald niet als muziek in de oren.
Dus de volgende keer pak ik toch maar weer een emmertje. Stuk goedkoper en véél minder stressvol. Of ik vraag gewoon of manlief het straks weer voor me doet.

 

Door: Tineke

 

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.