Zwellingkwelling

 

Ik ben in het afgelopen jaar behoorlijk uitgedijd. Ik heb kilometers gelopen om het niet op mijn heupen te krijgen, maar kreeg het daardoor wel op mijn buik.

 

 

Ik rende namelijk veel te vaak naar de supermarkt voor mergpijpen en roze koeken. Voor Brie, chocolade en chips. En dan nam ik van die chips wel de gezondere versie (met minder vet), maar dan vrat ik weer de hele zak leeg. Pfff.

 

En nu ik dit zwart op wit geschreven zie staan, denk ik: jemig, het is ook niet zo verwonderlijk dat je zoveel bent aangekomen. Ik hoop dus dat we niet nog een keer zo’n pandemie krijgen, want dat troost-eten daar wil ik echt weer vanaf. En ik ga daar morgen mee beginnen!

 

Of overmorgen.

 

Want vandaag ben ik nog een beetje zielig en dij ik nog wat meer uit. Ik heb zaterdag tijdens het tuinieren namelijk mijn schep in een insectennest gezet en dat zwol toen meteen aan alle kanten op. Wat voor insecten het waren weet ik niet, maar ik vermoed bijen, wespen, of dazen. Ik weet namelijk wel dat de steken enorm pijn deden, en dat ik daarna als de wiedeweerga de benen heb genomen. Ik heb dus niks gezien, en alles is op die plek in de tuin nu weer heel erg rustig. Alleen mijn schep staat er nog. Maar die laat ik daar maar even staan.

 

En na de steken kwam de pijn, en daarna begon het jeuken. En weer iets later dacht ik: nou… nu hebben we het ergste wel gehad.

 

Maar helaas… de volgende ochtend wist ik niet wat ik zag! Overal zwellingen en bulten! Een allergische reactie dus. Alsof het gif zich verder door mijn lijf had verspreid, en dan vooral aan mijn linkerkant. Mijn hand was ‘s avonds zelfs zó dik dat ik dacht: dat gaat helemaal niet passen. De zwellingen worden straks zó erg dat mijn huid open ploft. En toen heb ik toch maar even de huisartsenpost gebeld om te overleggen.

 

Maar ja… weekend, hè. En ik was duidelijk niet de enige die iets mankeerde. Ik had zeven wachtenden voor me en mocht bij een levensbedreigende situatie nummer 1 intoetsen. Maar zover was het nog niet, dacht ik.

 

Maar wat nou als die hand echt open zou scheuren? ‘Kalm blijven,’ riep ik mezelf dus toe. ‘Niet krabben, niet wrijven, niet huilen, en gewoon even blijven wachten tot je aan de beurt bent.

 

‘U bent nu wachtende nummer zes’, kreeg ik te horen. En ook nog dat ik iemand aan de lijn zou krijgen die er verstand van had. Ja, hè hè. Dat leek me nogal logisch.

 

En toen werd me verteld dat deze lijn alleen bedoeld was voor dingen die echt niet konden wachten tot maandag (het was zondagavond). En dan voel ik me toch meteen bezwaard. Zal ik maar ophangen? Maar omdat ik niet wist wanneer de zwelling zou ophouden wilde ik toch graag even overleggen met iemand.

 

En ondertussen verschenen er ook nog overal blaasjes. Wat kan een mens toch een rare dingen hebben, hè?

 

‘Mag ik een paracetamolletje?’ vroeg ik uiteindelijk aan manlief. ‘Ik word een beetje niet lekker en ben ineens doodmoe.’

 

‘Doe er maar twee,’ antwoordde hij. ‘Het wordt allemaal nog steeds roder, nog steeds groter, en nog steeds dikker.’ En ondertussen was ik pas wachtende nummer vijf.

 

En toen… Na een half uur wachten… Een héél half uur!!… Toen was ik nummer twee en was de batterij van mijn telefoon leeg.

 

Floep, uit!

 

En toen… Toen ging ik eerst bijna door het lint, maar ondertussen had ik het idee dat de paracetamol wel wat verlichting begon te bieden. Ik heb dus maar een pak roze koeken en een emmer ijs gepakt. Het ijs (zogenaamd) om te koelen, en de koeken (echt) als troost.

 

En de zwelling? Die nam uiteindelijk dinsdag toch een beetje af.

 

Tenminste… de zwelling op de plekken waar ik gestoken was.

 

Die andere zwellingen helaas niet.

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke