Zullen we weer normaal doen?

 

Ik ken heel veel speciale mensen. En niet dat ík dat dan zo voel, maar dat vinden ze dan zelf.

 

 

 

Ken je ze: van die mensen die altijd alles als eerste hebben, weten, kunnen, kennen, zien, horen of meemaken? Die er altijd bij waren als er iets speciaals in de wereld gebeurde, en die altijd iemand kennen die… en dan volgt er iets heel bijzonders. Of niet zozeer iets echt bijzonders, maar iets waarvoor die mensen die erover opscheppen dan blijkbaar warmlopen.

 

Zo kende ik ooit iemand die bij elk verhaal vertelde waar de besproken persoon dan werkte. En dan dacht ze dat ik tegen haar op ging kijken omdat zij diegene kende. En het was natuurlijk nooit een putjesschepper of een schoonmaker, nee, dat was dan de vader van de vriendin van hun dochter – ‘die een heel goede baan had bij Shell’ – die de meiden naar het handbalveld had gebracht.

 

Ja???? Wat doet het er nou toe waar die man dan werkt, op zo’n moment?

 

En zo was iemand anders die ik weleens sprak ook altijd in de vakantie in contact gekomen met een bekende Nederlander.

 

O? En was je vakantie nu leuker? Had je nu mooier weer en een beter uitzicht, omdat je een bekend iemand had zien lopen? Maar dat was dus vaak niet het geval.

 

Nou ja, je kent ze wel, die types. En ook ik heb ze natuurlijk om me heen.

 

De generatie voor mij had nog van die kennissen die in de Tweede Wereldoorlog allemaal in het verzet hadden gezeten. Daar waren er vroeger ook héél veel van. De wildste verhalen hoorde je dan op verjaardagen, behalve van de mensen die echt iets gedaan hadden om nog wat tegenwicht te bieden. Als er zoveel mensen verzet hadden geboden, dan had die oorlog toch nooit vijf jaar hoeven duren, dacht ik dan vaak. Maar ja… ik was er niet bij. En ik moest het dus doen met de verhalen.

 

En zo kende ik zelf alle mensen van wie de ouders of grootouders dan de eerste televisie hadden in het dorpje waar ze woonden. En waar het hele dorp dan (al dan niet tegen betaling) tv kwam kijken. En ik schijn ook door heel Nederland de eerste bezitters van een heuse auto te kennen. Ik hoor zo vaak op verjaardagen verhalen over mensen wier (groot)ouders de eerste autobezitters in de straat waren, dat ik denk dat ik ze allemaal ken.

 

En dat zijn er veel!

 

En er zijn best veel straten in Nederland waar ooit voor de allereerste keer een auto verscheen, dus ik denk dat ik daar dan wel mee kan opscheppen als ik weer eens op een verjaardag zit en me zit te vervelen. Ik ken bij jou in de straat vast ook wel de bezitter van de allereerste (en enige) auto die toen nog in de straat geparkeerd stond.

 

Of… zal ik het niet doen?

 

Zal ik maar gewoon de eerste zijn die níet de behoefte heeft om alles aan te dikken? Die niet zegt dat de dokter nog nóóit zó’n ernstig geval van ziekte had gezien als dat van mij of mijn dierbaren? Dat de arts moest huilen toen hij ons moest melden wat er allemaal mis was met mijn man? Want ik maak dat namelijk nooit mee. Maar krijg steeds vaker het idee dat ik hierin nog de enige ben.

 

En ik heb echt behoorlijk wat leed meegemaakt de laatste tijd. Maar om er nou mee te gaan opscheppen? Of het aan te gaan dikken?

 

Nee, laat mij dan maar de eerste Nederlander zijn die dat juist níet doet! En als jullie nou vinden dat dat een goed idee is, dan volgen er misschien wel meer. En dan gaan we weer allemaal een beetje normaal doen, en dan kunnen jullie zeggen dat jullie de aanstichtster van deze beweging (héééél goed) hebben gekend via Franska.

 

Leuk toch? Doen!

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke