Wieke ging met haar dochter op stap

 

Ach, een foto van ons moeder-dochter-uitje naar Antwerpen!

 

 

We zouden naar Londen vliegen, dochter en ik. En toen besloot een berg op IJsland smurrie te gaan spugen, zodat er niet gevlogen kon worden. Ik belde dochter: ‘Raad eens wie er niet naar Londen gaan?’ We lieten het er niet bij zitten. Ze had oppas geregeld voor haar meisjes, dus het was nu of nooit.

 

We pakten mijn auto en reden naar Brussel. Maar onderweg bedachten we dat Antwerpen ook leuk was, en daar waren we al bijna. En het was al borreltijd. We vonden een leuk hotel. Heerlijke dagen daar. Veel spullen gekocht, lekker gegeten, nog een klein museumpje bezocht omdat helemaal niks cultureels doen wat oppervlakkig was en toen weer op huus an. Londen hadden we niet gemist. 

 

Dochter moest nog wel even wat kwijt op de terugweg: ‘Als ik met jou op stap ga, gebeuren er wel altijd rare dingen!’ Ja, hallo! Ik had die IJslandse berg niet opgedragen om te gaan spugen. Ik nam haar ooit mee naar Rwanda, toen ik daar voor het Liliane Fonds naartoe ging. Haar relatie was net uit en ik had bedacht dat een reis naar een totaal ander land misschien wel goed was. Halverwege Brussel-Kigali draaide het vliegtuig ineens om. Een technisch dingetje, meldde men ons over de intercom.

 

Op naar Malta, voor een tussenlanding. Het was zeker geen ‘dingetje’, maar een bommelding, zo bleek later, toen we landden. Er stonden brandweerwagens, honden en ambulances klaar. Acht lange uren hingen we daar op het vliegveld, voordat we naar hotels werden vervoerd. Bagage mocht niet mee. ‘Ik wil liever naar huis!’ zei dochter kleintjes. Ik wilde dat eigenlijk ook, maar ’s nachts lijkt alles erger. De volgende ochtend konden we door. En dat deden we. De bom was loos alarm. Ze hadden nergens iets gevonden. 

 

In Rwanda hadden we een fantastische week, en ter afsluiting had ik een safari geboekt in Kenia. Aldaar waren de eerste dagen super, maar op de laatste dag reed onze gids de auto vast in een plas onder een boom. Wij moesten in de auto blijven en hij zou hulp halen. Hij was snel terug. Zonder hulp. Omdat er een luipaard in een boom zat te blazen, durfde hij daar te voet niet langs. ‘Het watje!’ vond dochter. Een auto vol Belgen kwam voorbij en zij trokken ons uit die poel. ‘Nou, bedankt hè, lieve Belgen! Dáág!’ Flikt die gids het vijf minuten later weer en rijdt een riviertje in: muurvast. En Belgen ook weg. Lang verhaal kort: wij hadden nog precies drie uur de tijd om van die plek naar het vliegveld te komen. Vanuit de lodge kwamen ze helpen en onze bagage hadden ze vast naar de uitgang van het wildpark laten brengen, zodat we meteen door konden.  We hadden ze nog niet uitgezwaaid, of de gids constateerde een lekke band. Het was donker toen we eindelijk vertrokken. De weg van Narok naar Nairobi was veertien jaar geleden nog een gatenkaas en het werd nu wel heel vervelend en spannend. Maar, wonder boven wonder, we haalden het op het nippertje. Snel inchecken, en door naar de toiletten, omdat we onder de rode bagger zaten. 

 

Dochter had dus gelijk. Met mij op stap gaan garandeert meestal verwikkelingen. Maar wat zouden we er allebei voor geven, als het ooit gewoon weer kon, zo’n moeder-dochter-tripje! We stellen gewoon de eisen wat bij: in Nederland blijven. Punteren in Giethoorn, of schilderen in Hindeloopen. Ik zou niet weten wat dáár mis zou kunnen gaan. 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel