Wieke loopt nog even voor schut

 

Komt straks allemaal goed bij Patrick. Die gaat er een dagtaak aan hebben.

 

 

Als je haar maar goed zit? Dat komt bij mij niet goed zolang ik in Zambia ben. Kappers genoeg bij ons in Katete. Je plakt een bord op je winkel dat aangeeft dat er binnen toch echt een kapper zit, met een tondeuse en een haardroger. En het kan ook zo zijn dat de kapper fietsbanden verkoopt. Of pinda’s. Of ‘bottom enlarging gel’. Dat laatste heb ik niet nodig. 

 

Overal frutselen vrouwen en meisjes aan elkaars haren. Tijdens een rondje over de markt zie je hoe de haren worden gewassen. Teiltje, bukken, handdoek om en de kapster spoelt de boel uit met behulp van een kan water,  terwijl de baby op de rug van de klant lekker doorslaapt.  Het is de charme van Afrika. Er gebeurt zoveel op straat. Altijd als ik over de markt loop, roep ik: ‘kijk nou toch ‘es!’ En zie ik weer iets wat ik niet eerder zag. 

 

In deze kapsalons kunnen ze niets met mijn haar.  Te glibberig.  Ze bieden me vaak aan om het te vlechten, met extensions erin. Maar een blanke met die Afrikaanse vlechtjes… hou op. Ik wil het al die blonde meiden op Jezussandalen en in fout omgeknoopte  chitenges wel naroepen: ‘Doe dat nou toch niet, het staat jullie voor geen kilometer!’ 

 

 

 

 

 

De Afrikaanse vrouw wil steil haar, iets wat bereikt kan worden met honderden kunstmatige staartjes, die om het eigen haar heen worden gedraaid. Of ze neemt zo’n akelige nylon pruik.  Moet loeiwarm zijn. Zij willen eigenlijk ons haar. ‘Kaukasisch haar’ heet dat hier. En ik zou best kroeshaar willen. Hoef je niets aan te doen, gewoon een beetje wildgroei op je kop, een houten kam erdoor, de snoeischaar eroverheen op z’n tijd, klaar.  

Bijna geen vrouw ter wereld is blij met haar eigen haar, of je moet Janine uit GTST zijn. En haar televisiedochter heeft ook al van dat lange, donkere en glanzende haar. Ondertussen ziet mijn eigen haar er niet uit. Pluizig en te lang. Best wel droevig. Nog ruim vijf weken en ik kan weer naar Patrick. Die heeft er bijna een dagtaak aan om er weer iets van te maken. Tot zolang loop ik voor schut, wat kan mij het ook schelen. Niemand windt zich erover op, behalve ik af en toe. Ik ga mezelf dus toespreken: niet aanstellen, geniet van het straatbeeld vol kappers waar je niets aan hebt en droom vast van Patrick… maar ik zal dan vol weemoed terugdenken aan  de kappers in Katete.

 

 

 

Wieke Biesheuvel is columnist bij Libelle, schrijft boeken, woont in Zambia en helpt de plaatselijke bevolking met medewerking van haar vriendinnen hier aan waterputten.