‘Moet het eerst gruwelijk misgaan voor er hulp komt?’

 

 

 

Chantal is als de dood dat haar oude moeder iets overkomt, maar de gemeente weigert iets te doen.

 

 

 

‘Als ik het gezicht van mijn moeder op het scherm van mijn tablet zie verschijnen ben ik gewoon opgelucht. Het duurde erg lang voor ze reageerde op mijn oproep, terwijl ze weet dat ik haar iedere dag op hetzelfde tijdstip even probeer te bereiken. Dat hebben we na de dood van mijn vader zo met elkaar afgesproken. Ik woon al jaren in Parijs en op deze manier kan ik haar een beetje in de gaten houden. Toen papa vorig jaar net was overleden, ging het er meer om dat ze iedere dag even haar hart kon luchten, maar na verloop van tijd merkte ik dat ze toch een beetje warrig werd en is het voor mij een hele geruststelling als ik iedere ochtend haar hoofd op het scherm zie.

 

 

Nadat ik een jaar als au-pair in Parijs had gewerkt kwam ik daar mijn grote liefde tegen en ik besloot om te blijven. Ik woon inmiddels al langer in Frankrijk dan ik ooit in Nederland heb gewoond en ik heb er nooit over nagedacht terug te keren. Mijn leven is helemaal hier, mijn gezin, mijn werk en mijn vrienden. Maar steeds vaker bekruipt me het gevoel dat ik misschien wel terug zal moeten naar Nederland, omdat mijn moeder zo oud en hulpbehoevend wordt.

 

 

Toen ze nog samen met mijn vader was had ik niet zo in de gaten dat ze steeds vaker iets vergat. Mijn ouders waren na het pensioen van mijn vader altijd samen en deden haast alles met z’n tweeën. Boodschappen, bezoek aan een museum of vrienden. Papa bracht haar overal naartoe en zorgde dat alles op rolletjes liep. Mama rommelde in huis en deed op haar manier het huishouden. Ze hadden absoluut geen hulp nodig, vonden ze. Had ik toen maar wat meer aangedrongen, want nu mijn moeder alles alleen moet doen valt het op dat ze dat niet meer kan. Voor mij is het vrijwel onmogelijk om vanuit het buitenland iets voor haar te betekenen en omdat ik enig kind ben is er niemand anders die een helpende hand kan bieden.

 

 

Ik probeer om de maand een paar dagen bij mama te logeren om de boel in huis op orde te krijgen. De laatste keer dat ik er was schrok ik behoorlijk van hoe hard ze achteruit is gegaan. Overal lag rommel en ik vond het werkelijk een wonder dat ze nog niet was gevallen. Hoewel ik de vorige keer alle Perzische tapijtjes had weggehaald en op zolder had gelegd, zag ik ze nu weer overal in de woonkamer liggen. Maar toen ik zei dat ik ze weg wilde gooien omdat ik zo bang ben dat ze haar heup breekt, kreeg ik gewoon ruzie met haar. Dat ze zich niet zo door mij wilde laten betuttelen, ze was toch zeker geen kleuter?

 

 

In de keuken had de vaat zich opgestapeld omdat ze niet meer wist hoe de vaatwasser werkte en het sanitair moest ook nodig worden schoongemaakt. Toen ik een flesje koffiemelk uit de bijna lege koelkast pakte kwam de zure lucht me al tegemoet. Onderin de groentela lag een doos beschimmelde aardbeien en het pak halfvolle melk dat in de deur stond was al een week over de datum, dus dat liet ik meteen in de gootsteen leeglopen. Het is een wonder dat mijn moeder nog niet doodziek is geworden van al die bedorven producten.

 

 

Het komt er dus eigenlijk op neer dat ik de dagen dat ik bij haar ben haar hele huis probeer schoon te maken. Al verschillende keren heb ik bij de supermarkt een briefje opgehangen met de vraag naar een hulp in de huishouding. Maar tot nu toe heeft er nog niemand gereageerd. Ook toen ik probeerde om dat via haar kennissenkring voor elkaar te krijgen had ik geen succes. Ten einde raad heb ik de gemeente gebeld met de vraag of zij misschien hulp konden bieden, maar daar heeft ze een indicatie voor nodig en ze zouden daarom contact opnemen met mijn moeder.

 

 

Maar toen ze gebeld werd door iemand van het WMO-loket van de gemeente werd haar gevraagd of ze de kruimeltjes nog van tafel kon vegen. Toen had ze heel stoer geantwoord dat dat nog prima ging en dat ze echt geen hulp nodig had. Omdat ze nog geen aantoonbare aandoening heeft vond deze ambtenaar dat ze niet voldoet aan de voorwaarden voor hulp. Ze moet dus maar in haar eigen omgeving kijken wie er is om haar mantelzorg te geven en wie haar een beetje in de gaten houdt. Ik was stomverbaasd, maar toen ik zelf belde om de situatie van mijn kant te vertellen, bleef de ambtenaar onverbiddelijk. Misschien kon ik wat langere periodes in Nederland blijven? Want er waren nu eenmaal mensen die deze hulp harder nodig hadden dan mijn moeder. Ik was zo kwaad toen ik dat hoorde, maar wat kon ik doen? Ik sta met m’n rug tegen de muur, want ik kan toch moeilijk mijn gezin en mijn baan in Parijs achterlaten om voor mijn moeder te zorgen?

 

 

Met haar buren heeft ze nauwelijks contact, dat zijn jonge mensen die de hele week werken en daarnaast een druk leven hebben. Ik kan toch moeilijk aan ze vragen of ze een oogje in het zeil willen houden of af en toe een dweil door de badkamer willen halen. En haar kennissenkring dunt heel erg uit, steeds meer vertrouwde vriendinnen mankeren zelf van alles of zijn inmiddels overleden. Inmiddels wordt mijn moeder steeds warriger en haar huis steeds viezer en gevaarlijker. Het is zo frustrerend dat ik vanuit Parijs helemaal niets voor haar kan doen. De volgende keer dat ik weer in Nederland ben moet ik echt met haar naar de huisarts om te kijken of er soms sprake is van dementie, in de hoop dat ik dan wel bij de gemeente iets voor elkaar kan krijgen. Tot die tijd ben ik iedere dag als ik haar bel bang dat ze niet reageert omdat haar iets is overkomen. Moet het eerst gruwelijk misgaan voor de gemeente eindelijk in actie komt?’

 

 

De naam van Chantal is gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.