Verkreukeld type

 

‘Ooooo, dat verkreukelde type?’ roept B vrolijk. ‘Die waar ik altijd mijn strijkbout voor wil meenemen om haar even glad te trekken?’

 

 

En ik vind dat zó flauw dat ze dat zegt.

 

Maar ze zijn allebei mijn vriendin. X ken ik al sinds de geboorte van onze kinderen, en B nog uit het ziekenhuis waar ik jaren geleden met haar samenwerkte. Zij kennen elkaar dus niet zo goed, maar ze zien elkaar af en toe op een verjaardag bij mij. Of bij een boekpresentatie, of een jubileum. Als er iets groots te vieren is, dan wil ik ze er graag allebei bij hebben, omdat ze me dierbaar zijn. Ze horen bij mij. En dus had ik het gevoel dat ik nu, tegen de één, even op moest komen voor de ander.

 

Want: “verkreukeld” … ik vond het nogal gemeen klinken. Ik zie ook wel dat X niet zo strak meer is. Het is een prachtige vrouw, en ze heeft de houding van een godin. Zij loopt niet, nee zij zweeft! Als ze je passeert, wiegt ze elegant haar heupen van links naar rechts, en och wat zou ik graag zo kunnen bewegen. Zo prachtig rechtop lopen, en dan ook nog durven uitstralen dat ik mezelf mooi vind.

 

Dat is bij B en mij heel anders. Wij lopen nog steeds zoals we in het ziekenhuis liepen. Of: liepen… Renden! Op klompen, en altijd met haast. En niet, zoals X, in alle rust met een prachtige bruine strandhuid en goed gekapt haar. Nee, wij hebben meer een witte, vermoeide waas op onze toet, en ons haar even snel in een knot gepropt. In een ziekenhuis heerst nou eenmaal altijd meer stress dan in de yogaschool waar X werkt.

 

X fietst dus ook altijd soepeltjes rechtop op haar opoefiets naar haar yogaklasje, terwijl ze ondertussen heel mindful van de natuur geniet. B en ik niet. Wij komen zwaar voorovergebogen voorbij sjezen op onze oude brikjes, want wij hebben altijd haast. Waar we ook naartoe gaan, het moet altijd effe snel gebeuren.

 

Het ziet er dus ook níet uit als we samen door de duinen fietsen op weg naar een gezamenlijke lunch. Je pikt X er zo uit! Ik ben dan met meer vriendinnen – en die zijn van allerlei pluimages – maar X steekt er altijd met kop en schouders bovenuit. Zij zit rechtop aan tafel, eet langzaam, geniet van elke hap en elk gesprek, en heeft voor iedereen een glimlach. En de rest? De rest lijkt op mij! We schrokken, knoeien, stoten glazen om, en hebben haast om alles te vertellen wat we diezelfde middag nog kwijt willen, terwijl er dan ook nog ketchup in onze mondhoeken zit.

 

X niet. X luistert en wijst je ongezien op de ketchup, net voordat die leuke ober weer terugkomt. Ze heeft alle boeken die je tipt altijd al gelezen, haar kinderen zijn arts (of iets anders heel goed gelukts) en echt alles wat ze zegt, zegt ze op gedempte toon en begeleid door een stralende glimlach en stralende ogen.

 

Maar oké… haar huid is een ramp. We worden nu toch echt allemaal een dagje ouder en zij is verreweg het meest verkreukeld van ons allemaal. Ze heeft kraters boven haar bovenlip, vierbaans snelwegen naast haar mondhoeken, en haar kraaienpootjes zijn eigenlijk meer olifantssporen. Haar huid lijkt inderdaad meer op een verkreukelde krant, maar ik vind het toch flauw (en afgunstig) om dat zo te benoemen, nu ik trots vertel dat ze zojuist oma is geworden. Je zult maar zo’n mooie oma hebben!

 

Ik spreek B dan ook onmiddellijk aan. ‘Wat gemeen om haar verkreukeld te noemen’, zeg ik.

 

‘Nou, het is toch zo!’ bitst B dan terug. ‘Ze draagt altijd heel mooie linnen kleding, maar ik erger me blauw aan hoe verkreukeld ze dan is. Ik denk heel vaak: volgende keer neem ik een strijkbout mee, en dan zal ik alles effe netjes voor d’r gladtrekken.’

 

Oeps… Dit zegt dus eigenlijk meer over mijn eigen (slechte) gedachten. B had het over haar kleding.

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke