Opruimeritis

 

Het is gek zo zonder Flo. Veel te stil en ik heb lichtjaren tijd. Stilzitten is nooit mijn kracht geweest.

 

 

 

 

Het is gek zo zonder Flo. Veel te stil en ik heb lichtjaren tijd. Stilzitten is nooit mijn kracht geweest en ik heb ook nog eens het krankzinnige plan bedacht om even geen wijn te drinken, iets wat me normaal wel even in de pauzestand kan zetten. Dus ik ga maar door. Nadat ik de complete dubbele boekenkast heb uitgemest (zes vuilniszakken, vier dozen kringloopmateriaal en drie dozen zolder) was de zolder zelf aan de beurt. Als ik het terrein van de kringloopwinkel op kom rijden, wordt tegenwoordig een fles Veuve Cliquot ontkurkt. Gisteren stroopte ik de mouwen op en opende ik de deur naar de kelder. De onophoudelijke regen hielp om me een duwtje naar beneden te geven. Je hoeft niet bang te zijn dat er muizen zitten in onze kelder, want die passen er gewoon niet meer bij. Een typisch vlek-op-vlekverhaal. Omdat hij zo vol is, kom je er nooit en prop je er elke keer weer wat bij. Maar nu lag er een laagje water op de grond dus moest ik wel. Grofvuil was toevallig al besteld voor maandag dus ik ging aan de bak. Als eerste heb ik het gereedschap van mijn geliefde ín de praktische gereedschapstas gedaan in plaats van ernaast. Vervolgens tilde ik lampen, een oude filmprojector en nog wat dingen die het bewaren waard zijn, naar boven. De oude wc-pot (een mens kan er maar behoefte aan hebben) en die versleten verwarming tilde ik de voortuin in. Spijkers deed ik bij spijkers, schroefjes bij schroefjes. Verfblikken tilde ik naar de achterbank van mijn auto. Die neemt grofvuil namelijk niet mee. Ik legde er meteen een kratje met oude boeken bij, nam ik die meteen ook maar mee.

 

Nu moeten jullie weten dat mijn geliefde niet zo zeer bewaardrift heeft, maar wel weggooi-angst. Ach, dat klinkt weer onaardig. Hij houdt gewoon niet van de consumptiemaatschappij, eet de restjes op, en vindt het zonde om een doosje spijkers weg te gooien. Ook als je al zeventien doosjes spijkers hebt.

 

Dat opruimen, kortom, is meer aan mij dan aan hem besteed. Bovendien heb ik iets meer tijd en ja, ik weet toch even niet zoveel raad met mijn leven.

 

Terwijl ik naar grofvuil rijd, bel ik met vriendin D. Die kent mijn geliefde en lacht hard om mijn opruimwoede. ‘Ik hang je even, hij belt me nu.’ Liefde krijgt sowieso voorrang op alle telefoontjes. Ook omdat hij nogal druk is en ik hem anders zomaar de hele dag niet meer spreek. ‘Waar rij jij?’ Hoor ik aan de andere kant. ‘Ga je soms naar IKEA?’ Ik brabbel van niet en dat ik ‘even wat kleine spulletjes’ naar grofvuil breng. Flessen terpentine en zo laat ik liever niet los in de voortuin staan. Wat volgt kun je misschien wel raden. Geliefde wil weten wat ik dan zoal op de achterbank heb en welke verfblikken ik weg ga gooien. Ik krijg witte rook voor de oude blikken uit de kelder, maar die grote emmer, die is net nieuw gemengd in de juiste kleur dus die moet blijven. Ik onderhandel verder en beloof hem een foto te appen van mijn weggooi-waar. Opgelucht haal ik adem als ik een ‘prima’ retour krijg.

 

Bij grofvuil gooi ik oude kleren in de textielbak en dump ik wat verkreukelde ah-kratjes. Bij de papierbak stop ik om die oude boeken weg te gooien. Met een triomfantelijke zwaai zwiep ik ze over de reling. ‘Nee, nee, nee, niet weggooien!’ Iemand roept me. Een van de jongens van grofvuil komt in paniek naar me toe rennen. Boeken mag je niet weggooien. Ik zeg dat ik het met hem eens ben, dat ik besties ben met de kringloopwinkel, maar dat deze boeken toch gehavend en beduimeld zijn. Hij gelooft me niet en gaat door mijn stapel heen. Stuk voor stuk en een voor een. Hij graait er drie uit en vooruit, ik vind er ook drie die ik een zevende leven gun.

 

Als het me maandag lukt om alle meuk met grofvuil mee te krijgen, neem ik een glas wijn.

 

 

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach