Tineke wil een nee-sticker op haar voorhoofd

 

Effe oefenen hoor.

 

 

‘Nee!’

 

Nou, dat viel best mee.

 

En anders: ‘NEE!’ Ofuhh: ‘Neehéé.’

 

O, ja! Die laatste ken ik nog van mijn kinderen, en die werkte vaak erg goed. Althans, voor hén dan. Die van mij deed het altijd minder. Mijn ‘nee’ wordt eigenlijk altijd een beetje genegeerd. Ik ben blijkbaar niet duidelijk genoeg met ‘nee’ en vind dat soms best lastig. 

 

Want waar de nee-sticker bij mijn buren prima werkt op de brievenbus, lijkt het bij mij zo te zijn dat ik hem dan ook nog op de achterdeur, het zijraam, én mijn voorhoofd moet plakken voordat iemand denkt: o, ze wil geen krantjes.

 

En misschien komt dat wel omdat ik altijd wil uitleggen waaróm ik iets niet wil. Mijn man zegt altijd: ‘Nee kan ook gewoon nee zijn.’ Zónder uitleg dus. Maar ik vind het vervelend om iemand teleur te stellen, en ga dan altijd uitleggen waarom ik nee zeg. Volgens manlief interesseert dat op zo’n moment echter niemand meer – want ze zijn dan al bezig met teleurgesteld zijn – en kan ik het dus net zo goed achterwege laten. ‘Bij een ja geef je toch ook geen uitleg?’

 

‘Ja, nee…’, begin ik dan meteen. En dan komt er weer een heel lang verhaal. Zucht. Het slaat ook eigenlijk nergens op, hè? Ja toch? Niet dan? Ik moet het ook gewoon helemaal niet doen! Nee = nee, en dat zou genoeg moeten zijn!

 

Maar wat dan als iemand teleurgesteld raakt? Ik wil dat toch even weten, en ga dat vragen aan mijn man.

 

‘Heb je even?’ vraag ik dus.

 

‘Nee!’ roept hij meteen. En ik verdwijn weer héél snel uit zijn werkkamer.

 

Eigenlijk duidelijk, toch? Ik kom onder werktijd zijn kamer binnenvallen, en als hij dan geen tijd heeft, dan is hij dus druk met zijn werk op dat moment. Dat behóeft ook eigenlijk geen uitleg.

 

Gut… het lijkt ineens zó simpel, dat ik vind dat ik het nu zelf ook maar eens moet gaan toepassen!

 

‘Vanavond wijntje doen?’ heeft zojuist een oude schoolvriendin geappt.

 

‘Nee’, app ik dus terug. En ik leg snel mijn telefoon weer weg. Kijken of het werkt.

 

‘Pling!’ doet mijn telefoon dan weer.

 

Ah! Ze snapt het, denk ik. Natúúrlijk gaan we in deze tijd niet aan de wijn. Dat is onnodig, onwenselijk, en… ach, ik hoef het jou niet uit te leggen, toch? En zij gaat mij nu natuurlijk ook terug-appen dat het een domme vraag was, en daarna zal ze schrijven: ‘Hoe gaat het eigenlijk met je?’ En dan ga ik haar even bellen.

 

Maar nee hoor!

 

‘Nou zeg. Chagrijn!’ lees ik op mijn schermpje.

 

Hmmm… Komt dat nou omdat ik normaliter veel langer van stof ben, en zij nu dus in de war is? Of maakt zij gewoon een grapje? Of is ze écht zo dom? Nee toch? Of is ze misschien een beetje eenzaam, en moet ik haar nu tóch maar even gaan bellen? Of had ik anders toch even moeten uitleggen dat ik het niet verstandig vind om zoiets te doen als we nog niet zijn ingeënt tegen het virus en ons gevraagd is om…? Of nee! Wacht! Nee!

 

Ik besluit om een lachende smiley terug te sturen, en het hierbij te laten.

 

En inderdaad hoor! ‘s Avonds krijg ik foto’s opgestuurd van haar met twee andere vriendinnen. ‘Omdat het mag!’ staat erbij. En ik zie grote wijnglazen, honderd kaarsen, en nul afstand.  

 

‘Nu heb je spijt, hè?’ appt ze daarna nog.

 

Maar, nee.

 

Nee, nee… NEE! Duidelijk zo?

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke