‘Mijn broers strafblad verpest mijn leven’

 

Het hele leven van Yara (46) wordt overschaduwd door haar broer Wouter (54). Beiden zijn ze opgegroeid in het dorp waar ze met hun ouders woonden.

 

 

 

Door hun grote leeftijdsverschil heeft Yara nooit een goede band gehad met haar broer, en merkt ze vooral de nadelen van hun familieband. Wouter is namelijk niet bepaald een lieverdje.
 

‘Wouter en ik zijn geen volle broer en zus, maar half. Mijn moeder had eerst een relatie met een andere man, de vader van Wouter, die ervandoor is gegaan toen Wouter nog geen jaar oud was. Toen Wouter vier was ontmoette mijn moeder mijn vader. Mijn vader heeft Wouter altijd gezien als een kind van hem en zo heeft hij hem ook opgevoed.

 

Behalve dat we qua uiterlijk helemaal niet op elkaar lijken, doen we dat qua innerlijk ook absoluut niet. Wouter is een stuk ouder en ik ken hem niet anders dan dat hij heel druk was. Aanwezig. Veel schreeuwen en veel ruzie maken op school. Van de basisschool heb ik dat niet bewust meegekregen omdat ik toen nog te klein was, maar dat heb ik later van mijn ouders gehoord. De middelbare school heeft hij met heel veel moeite afgemaakt, al is hij van zijn eerste middelbare school afgestuurd.

 

Niet bepaald een lieverdje dus. Waar dat is misgegaan weet ik eigenlijk niet, en mijn ouders ook niet. Die hebben hem altijd net zoveel liefde gegeven als ze mij gaven. Misschien wel meer. Ik was juist hartstikke stil, nooit brutaal en haalde goede cijfers op school. Achteraf, na veel therapie en gesprekken, besef ik dat ik waarschijnlijk aan het overcompenseren was voor Wouter. Hij was altijd degene met problemen, dus zorgde ik voor de goede vrede en deed ik alles zo goed mogelijk.

 

We groeiden op in een dorp waar veel gepraat werd achter de ruggen van mensen om. Toen Wouter op zijn zestiende voor het eerst werd opgepakt vanwege vandalisme — hij was dronken en had met vrienden wat bankjes vernield, ging dat natuurlijk als een lopend vuurtje rond. Mijn ouders probeerden hem altijd te beschermen en geloofden oprecht dat het een fase was, die opstandigheid van hem. Van deze tijd herinner ik me eigenlijk niet zo heel veel; volgens mijn psycholoog is dat omdat ik het heb verdrongen.

 

De eerste ‘echte’ herinnering die ik aan de ontsporing van mijn broer heb, is van toen ik zelf zestien was. Wouter was toen 24, en ineens kwam iemand op school naar mij toe met de vraag of ik ‘het zusje van die dealer’ was. Ik had geen idee waar hij het over had. De vriendin met wie ik was werd erg ongemakkelijk en nam me apart. Ze zei dat zij het ook had gehoord: Wouter dealde drugs. Mijn ouders wisten van niets en ik heb het ze ook niet verteld. Het zou hun hart breken en Wouter zou woest op mij worden. Weer wilde ik de lieve vrede bewaren.

 

Maar met Wouter ging het bergafwaarts. Hij begaf zich in de verkeerde kringen. Werd opgepakt, zat zelfs een aantal jaar vast. Wanneer hij niet vastzit, loopt hij altijd rond met veel geld op zak en trakteert hij iedereen. Ik woon nog steeds in het dorp, de woonplaats van Wouter weet ik eigenlijk niet eens. Mensen hier in het dorp zijn op een rare manier door hem geïntrigeerd: ze weten dat hij niet deugt, maar hij heeft altijd veel geld op zak en is hartstikke charmant.

 

En ondertussen ben ik het buitenbeentje. Ze vertrouwen me niet omdat ik zijn zus ben, en ik ben nooit mondig genoeg geweest om ertegenin te gaan. Mijn zelfvertrouwen is nooit hoog geweest, anders was ik wel verhuisd. Ik durf nergens anders heen omdat ik daar dan al helemáál niemand ken. Maar hier praat ook al jarenlang niemand met me, ze praten alleen maar over me achter m’n rug om.’