Jong oud worden

 

Het is leuk om jong oud te worden, zei Jan de Bouvrie ooit. Maar wat zou hij hier eigenlijk mee bedoeld hebben?

 

 

 

Dat je heel oud lijkt, terwijl je nog hartstikke jong bent? Of dat je al oud bent, maar er nog heel jong uitziet? Ik denk het laatste, maar we kunnen het hem helaas niet meer vragen. Hij overleed terwijl hij de tachtig al naderde, maar er nog uitzag als iemand van in de zestig. Geluk en succes doen een hoop met je.

 

En ik wil dat ook wel. Oud zijn, maar dan op een jonge manier. En dan niet met kunst- en vliegwerk. Ik heb namelijk vriendinnen die al wat strakgetrokken zijn – en die zich nu dus jonger wanen dan ik nu lijk – maar ik moet eerlijk bekennen dat ik twee ervan nu juist veel ouder vind geworden. Omdat ook de jonge garde zich tegenwoordig aan alle kanten laat opspuiten en liften, is sowieso al niet meer goed in te schatten wie nou precies nog welke leeftijd vertegenwoordigt. En eerlijk gezegd worden die vriendinnen, door hun laatste ingreep, nu vaker ingeschat als tachtigjarigen die op veertigers willen lijken, terwijl ze in het echt de zestig nog niet eens hebben bereikt. Ze zijn dus wat aan het doorslaan nu. En dat is doodzonde, want ze waren op de heenweg naar de laatste kliniek nog bloedmooi, maar ze kwamen eruit als twee poppen die iets te lang in de onderste la van de speelgoedkast hadden gelegen.

 

Trekt wel bij, zo werd hen beloofd. Maar er werd niet bij verteld dat dat waarschijnlijk pas rond hun tachtigste gaat gebeuren.

 

Ik vind het er echt niet uitzien, die neptoetjes. Die grote ogen waaraan je ziet dat ze niet in die gezichtjes horen. En die bevinden zich dan tussen een loeistrak voorhoofd en twee jukjes waaraan je je stoot als je ze probeert te kussen.

 

En dan moeten de kalkoenflapjes nog gedaan worden! Ze blijven sleutelen. Maar je blijft het toch altijd zien, vind ik.

 

En natuurlijk: ik vind ook zo’n strakke, witte rij tanden veel mooier dan het al wat ouder wordende gebit dat ik nu blootgeef wanneer ik lach. Maar ik heb laatst afscheid moeten nemen van een volkomen stukgesleutelde vriendin, en dat was tevens het moment dat mijn nog niet verbouwde vriendinnen en ik geschokt riepen: oooh, dit nooit!

 

Want wat je je niet realiseert is hoe alles eruit gaat zien als je écht oud wordt, of wanneer het leven helaas voorbij is. Dat wat je dus als allerlaatste moet “laten doen” is onmiddellijk de kist laten sluiten na je overlijden! Let daarop!! Want dat kun je dan niet meer zelf doen, en dit was absoluut niet wat onze vriendin bedoelde met ‘er nog goed uitzien’. Het duurt waarschijnlijk nog jaren voordat we die prachtige travestiet die in de kist lag nu van ons netvlies hebben.

 

Alles zakt wat na je dood. Behalve de niet originele delen. En de kleur van je make-up gaat heel erg schreeuwen op die (aandacht trekkende) uitstekende delen, plus dat de gebruikelijke rust die na de dood vaak over een natuurlijk gezicht daalt, er nu niet meer bij kan. Ik hoop maar dat die ergens onder al die neponderdelen zat, maar ik was er niet helemaal gerust op. Terwijl ook de blijdschap over de door haar aangekochte schoonheid nu niets meer voor haar deed. Ik vond het hierdoor dus allemaal extra verdrietig worden, en ik weet zeker dat ze nooit op deze manier “te kijk” had willen liggen.

 

Ik heb dus besloten om toch maar jong oud te worden door bijvoorbeeld gezonde voeding. Door tevreden te zijn en wat meer te gaan bewegen. Ik word namelijk nog liever bij leven uitgelachen om wie ik echt ben, dan dat er na mijn dood wordt gegniffeld om wie ik nooit was.

 

En we hopen maar dat onze vriendin bij leven tevreden was over haar uiterlijk, want voor we ons haar weer herinneren zoals ze echt was, dat duurt nog wel even.

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke