Ik ben fan van ‘De Vooravond’ maar…

 

Gisteren weer op tv: De Vooravond. Een programma als een warme douche, dat gasten laat uitpraten…

 

 

Er zijn van die vrouwen op tv die gewoon opvallen; Fidan Ekiz is er zo eentje. Wat een aanwinst voor de televisie. Met haar Rotterdamse tongval en nuchterheid is het een plezier om naar haar te luisteren en samen met Renze Klamer vormt ze een prima duo zo aan het begin van de avond op tv. Hoewel je natuurlijk heus wel ziet dat die twee er nog een beetje in moeten komen, was de aftrap van het nieuwe seizoen van De Vooravond weer om te smullen.

 

Fidan en Renze nemen de tijd om echt in gesprek te gaan met hun gasten en laten ze ook uitpraten, wat een verademing… Lekkere muziek, interessante gasten en een nieuwe fijne boekenrubriek, ‘De Parels van Chabot’, met Bart Chabot en zijn zonen Splinter, Maurits en Sebastiaan. Wat kunnen die mannen geweldig vertellen over de boeken die zij het liefste lezen. Daar word je toch vrolijk van! En zo kom je weer eens op een andere titel uit dan weer De Zeven Zussen.

 

Een goede start dus van De Vooravond. Maar ik heb nog wel één dingetje. Gelukkig kwam die studioplant uit het vorige seizoen, die aan het einde van de uitzending zogenaamd nog wat wilde zeggen, niet meer terug. Maar helaas hadden ze die vervangen door iets dat nog erger is als je het mij vraagt. Een pratende hond. Zo. Niet. Grappig.

 

Met die flauwe ‘Minuut van Ruud’ kan ik nog wel uit de voeten. Maar, beste programmamakers, als je mij als kijker serieus neemt en niet wil dat ik wegzap van een show die verder top is om naar te kijken, stop dan met zo’n suf item. Ik ben echt fan van De Vooravond, maar ik heb zelden zoiets tenenkrommends gezien als die hond. Mag ie alsjeblieft weg?

 

 

Door: Irene Smit

Irene is redacteur bij Franska.nl. Met haar man, twee pubers en een teckel woont ze in Haarlem. Ze zou graag willen zingen als Ella Fitzgerald en koken als Nigella Lawson. Tot het zover is, blijft ze lekker schrijven over allerlei zaken die haar verbazen.

Afbeelding van Irene Smit