Heeft iemand in je buurt veel verdriet?

may kinderen fb

 

Er is één woord dat helpt.

 

 

 

 

Wat zeg je tegen je buurvrouw die alvleesklierkanker heeft en nog maar een jaar mag leven? Tegen de juf op school wier man is overleden? Tegen je oude overbuurman die niets meer had behalve zijn hond die nu dus ingeslapen is?

 

Gewoon een ‘Hoe gaat het?’ is een rotvraag. Je weet het antwoord namelijk al: slecht. Bovendien zou het kunnen lijken alsof je niet op de hoogte bent van de situatie. Het verdriet is te groot voor een antwoord op zo’n alledaagse vraag. Ook heeft iemand er waarschijnlijk geen zin in om elke keer het deksel van de pan met leed te tillen.

 

Het geheim in situaties als deze ligt in een enkel woord dat je moet toevoegen aan je vraag. ‘Hoe gaat het VANDAAG met je?’ Door het naar het nu te trekken laat je weten dat je op de hoogte bent van het verdriet. Dat je hart niet in een dag geheeld is maar dat je brokje voor brokje, korrel voor korrel aan het verwerken bent. Ook geef je de mogelijkheid om in zijn antwoord even over het verdriet heen te stappen. Vandaag is misschien wel goed. Je hebt misschien wel gefietst en een lieve kaart gekregen. Dat kun je dan antwoorden, zonder meteen het hele grote hoofdstuk van leed te moeten benoemen.

 

Ik had ooit een collega die borstkanker had. Ze vond het vreselijk als mensen bij het kopieerapparaat met gedragen stem zeiden: ‘Hoe is het NOU met je?’ Het woordje ‘nou’ stuurde juist aan op een ik-weet-dat-je-kanker-hebt-en-laten-we-het-daar-nu-eens-over hebben-gesprek. Mijn collega wilde eigenlijk gewoon even zeuren over het printpapier dat weer eens op was. En die toner verdikkeme ook nog. Die had geen zin om elke keer weer over die kanker te praten. Maar als je ‘vandaag’ aan je zin toevoegt geef je de ander blijk van je medeleven en tegelijk heeft de ander de kans om zelf zijn antwoord te kiezen. Over het leed, of gewoon even in het klein over de dingen van de dag.

 

Probeer het maar eens. Je zal zien dat het werkt.

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach