Dat vindt May soms moeilijk. Maar dan komt ze tot een bijzonder mooie realisatie.
Wat hij daar nou van vindt. Mijn liefde en ik zitten aan onze tafel. Hij schetst een bouwtekening (zijn hobby) ik kijk achter mijn laptop Ik Weet Wie Je Bent. Voor hem een gin tonic en een kop thee. Bij mij bijna hetzelfde recept alleen drink ik wijn naast mijn thee.
De eerste schooldag is achter de rug en we bekijken de dampende resten van de chaotische eerste dag. Ik ben net terug van een werkdiner waar “iedereen” was en “iedereen” sprak over de eerste schooldag en “iedereen” een kind had dat voor het eerst naar de middelbare school was gegaan. En waar “iedereen” of naar het gymnasium of naar het tweetalig vwo leek te gaan en het grootste probleem de keuze tussen het Vossius of het Stedelijk Gymnasium was. Hoe compleet oké ik ben met de acceptatie van een kind dat op bijzonder onderwijs zit (of eigenlijk al helemaal niet meer echt onderwijs geniet), op dit soort momenten sta ik er toch een beetje onbeholpen bij.
Of hij dat gevoel deelt. Mijn liefde is stil. Ik weet dat hij zijn woorden weegt omdat hij niet wil dat ze per ongeluk onaardig zouden kunnen klinken. Na een seconde of tien kijkt hij op. “Ik geloof van niet”, is zijn antwoord. Het gevoel van jaloezie is hem vreemd en Flo is Flo is Flo. Soms, heel soms denkt hij wel eens hoe het zou zijn als haar hersenen… -weer die stilte… – zouden werken zoals ze bij de meeste kinderen werken. Ik zie dat hij weer angst heeft om onaardig te klinken en ik houd intens veel van hem, zo vanachter mijn laptop. Als dat zo zou zijn, dan was Flo een wereldsensatie geweest. Zo mooi, zo lief, zo begaafd. “Maar weet je…,” hij kijkt me aan, “die wereldsensatie, die is ze nu.”
Ik kijk naar ons meisje dat op de bank achter ons in slaap is gevallen. Ze ligt op een beer die minstens zo groot en zacht is als zijzelf. Gekregen van een hoogzwangere vriendin die zoveel knuffelberen had geoogst dat ze niet in haar huis pasten. Voor Flo. Ze doopte hem Paddington en sindsdien zijn Paddington en zij onafscheidelijk. Ze begrijpt dat hij niet mee kan naar school, maar toen ik zei dat ik hem wel mee kon nemen als ik haar ophaalde zodat ze hem aan de juffen kon laten zien, glom ze. Paddington gaat mee Monti uitlaten, schuift aan bij het ontbijt, fungeert als kussen tijdens tv-sessies en is natuurlijk het perfecte slaapmaatje.
Vrijdagochtend drink ik thee met een vakvriendin. Hoe het met Flo gaat, wil ze weten. Goed, antwoord ik en ik vertel over de vwo-files, terwijl ik op mijn telefoon een recente foto van Flo opzoek. Ik toon haar de laatste foto. Flo en Paddington. Haar ene arm past net om zijn buik en met haar andere arm steekt ze een duimpje omhoog. Ik weet wat ze zei toen de foto werd gemaakt: “Deze beer heb ik van E gekregen. Omdat ik lief ben. En daar ben ik blij mee.” Die zin herhaalt ze vierentwintig keer per dag. Als ik haar zie, realiseer ik me dat wat de beer voor Flo is, zij is voor ons. De liefste, warmste, zachtste, trouwste knuffel die je maar kunt wensen. Er is er maar één persoon minder slim in dit verhaal en dat ben ik. Omdat ik het niet zag.