Ruzie met vluchtelingen

esther goedegebuure

 

In NRC las ik over de Oekraïense Carina en haar dertienjarige zoon Sascha die, nadat ze begin maart gevlucht waren, terecht waren gekomen in Hillegom.

 

 

Het gezin van Arjan en Maaike had ze opgevangen, met de belofte dat ze er tot het einde van de oorlog mochten blijven. Maar binnen een maand was de sfeer in het grote, vrijstaande huis zo grimmig geworden dat Arjan de gemeente had ingeschakeld. Nu zitten moeder en zoon in een vluchtelingenopvang in Leiden. Op sociale media, waar dit artikel ook gedeeld was (inclusief foto’s van de twee ruziënde partijen) waren de meningen niet van de lucht.

 

Vergaande betutteling vonden sommigen de leefregels die het gastgezin had opgesteld: ‘we eten aan tafel en niet op de kamer’ en ‘we trekken iedere dag schone kleren aan’. Typisch Nederlandse kleinburgerlijkheid en bevoogdingsdrang. Onbeschoft vonden anderen de Oekraïners, die niet begrepen dat vijf donuts en een reep Toblerone uit de voorraadkast pakken en achterelkaar opeten misschien iets te veel van het goeie is en een blikje bier om half twee ‘s middags opentrekken niet helemaal in lijn met Nederlandse gewoonte.

 

Uit het stuk bleek dat Maaike en Arjan weliswaar vol goede bedoelingen zaten – ze hadden een school, sportabonnement, fiets en kleren geregeld – maar ze hadden geen rekening gehouden met het feit dat vluchtelingen vol frustratie en angst zitten en niet in permanente staat van dankbaarheid kunnen verkeren.

 

Los van alle cultuurverschillen en valse verwachtingen leken me hier de uiteenlopende opvattingen over opvoeden ook een niet geringe rol te spelen. Je hoeft maar een keer met vrienden en bijkomend kroost op vakantie te zijn geweest om te weten dat dit tot vergaande ergernis kan leiden. De eerste twee dagen is het een dolle boel maar op dag drie begint het te wringen dat jij je best doet het schermgedrag van je bloedjes in toom te houden terwijl de kinderen van je vrienden hun telefoon gewoon mee naar bed nemen.

 

Dag vier weet je je nauwelijks te verbijten als de door jou met zorg samengestelde borrelplank – voor de volwassenen! – weer binnen vijf minuten door hun nageslacht leeggeroofd wordt, terwijl jouw kinderen het altijd bij die ene zak paprikachips moeten houden. Na dag vijf trek je het nauwelijks dat ze niet eens hun eigen bord in de afwasmachine zetten en de woorden ‘alsjeblieft’ en ‘dankjewel’ blijkbaar niet in hun vocabulaire voorkomen. Godzijdank is het dan weer tijd voor de terugreis. De auto is nog niet gestart of het geroddel over de slechte opvoeding wordt stevig ingezet. En dat is dan een vakantie.

 

Carina en Sascha verblijven nu op een kamer van 12 vierkante meter, waar ze tot hun opluchting weer mogen eten wat ze willen op het moment dat ze er zin in hebben. Toch had ik ook te doen met het Hillegomse gastgezin en vond ik het dapper dat ze met naam en foto in de krant wilden. Iets goeds doen voor een ander kan tot allerlei ongemak leiden, weet ik uit eigen ervaring.

 

Een aantal jaar terug hadden wij geregeld contact met een zevenkoppige Syrische familie. We namen ze af en toe mee uit bowlen, schaatsen of uit eten, of nodigden ze bij ons thuis uit. De ouders spraken noch Engels noch Nederlands, de kinderen waren extreem verlegen, waardoor we tijdens dit soort ontmoetingen soms meer in gesprek waren met de tolk en hun persoonlijke begeleiders, die er ook altijd bij waren, dan het gezin zelf. We deden ons best maar het contact bleef stroef. Soms zat ik met klamme handen de tijd uit, ondragelijk opgelaten voelde ik me dan. Wat moesten ze wel niet van ons denken? Wij met ons makkelijke luxe leven, zaten we hier nu een beetje de weldoener uit te hangen? Wat droegen deze uitjes nou eigenlijk bij aan hun welzijn? Waren wij niet meer ons geweten en schuldgevoel aan het sussen? Hoewel de tolk en de begeleiders ons keer op keer verzekerden dat de familie het waardeerde bleef het in mijn hoofd schuren.

 

Wat ik leerde van deze ontmoetingen en vooral van die geweldige begeleiders die deze familie maar bleven steunen was dit: onze ideale gastvrije en solidaire samenleving wordt gedragen door burgers die een hand uitreiken. Dat kan ook een handje zijn. Enig ongemak daarbij is niet uitgesloten, net als het risico dat intenties mislukken, omdat het plan wellicht te ambitieus was of omdat het simpelweg niet klikt met de mensen die je dat handje uitsteekt. Elkaar veroordelen draagt in ieder geval niets bij. Of zoals dat heet: de beste stuurlui staan in dit soort tijden toch echt aan wal.

 

 

 

Door: Esther Goedegebuure