De aanhangwagen van de buurman

 

Hoewel Nancy weet dat ze gelijk heeft, is ze toch niet blij als ze het krijgt. Dat heeft allemaal met het onheilspellende gedrag van haar buurman te maken.

 

 

 

‘Vannacht werd ik even wakker van een tik tegen het slaapkamerraam. Eerst dacht ik dat ik droomde en draaide ik me weer om. Maar toen ik vanmorgen het rolgordijn omhoogtrok zag ik wat het geluid veroorzaakt had. Vanaf het midden van de ruit drupte eigeel naar beneden, op het kozijn zag ik nog een stukje eierschaal liggen. Iemand had blijkbaar een ei tegen mijn slaapkamerraam kapot gegooid. Helaas is het al de zoveelste keer deze maand dat dit gebeurt en ik weet zelfs wie het gedaan heeft: mijn overbuurman.

 

 

We wonen al jaren met plezier op een woonerf. Toen het buurtje werd gebouwd werd er rekening gehouden met één auto per huishouden. Maar inmiddels zijn er steeds meer gezinnen die twee auto’s in hun bezit hebben waardoor we een beetje moeten woekeren met de parkeerruimte. Meestal lukt het allemaal net en houden we een beetje rekening met elkaar. Maar sinds een jaar is er iets veranderd. Er kwam een nieuw gezin tegenover ons wonen en toen kwamen er opeens drie auto’s bij. De buurman heeft namelijk een oldtimer waar hij graag aan sleutelt. Voor de buurt betekent dat weer een parkeerplek minder maar er is niet veel dat we ertegen kunnen doen. Die auto mag gewoon op de openbare weg geparkeerd staan.

 

 

Maar diezelfde buurman maakte het de afgelopen tijd wel heel bont. Hij is de badkamer aan het verbouwen en dat doet hij zelf in de avonduren. Om het puin van het oude sanitair af te voeren had hij een aanhanger op straat gezet, die weken voor mijn deur geparkeerd stond. Niet alleen vond ik het heel vervelend dat ik, als ik naar buiten keek, een oude wc-pot zag, het is weer een parkeerplaats die werd ingenomen terwijl er al zo weinig ruimte is.

 

 

Toen ik vriendelijk aan hem vroeg hoelang deze aanhanger nog voor mijn deur zou blijven staan reageerde hij nogal bot. Zolang als nodig was, zei hij, terwijl hij me boos aankeek, wat ik erg ongemakkelijk vond. Ik antwoordde dat dit toch niet helemaal de bedoeling kon zijn, maar daar reageerde hij niet op. Dat zat me toch niet lekker. Omdat ik wel wilde weten wie er nu gelijk had, ben ik op internet gaan zoeken. Uiteindelijk vond ik op de website van onze gemeente de Algemene Plaatselijke Verordening waarin duidelijk staat dat een aanhanger niet langer dan drie dagen op de openbare weg geparkeerd mag staan. Zie je nou wel, ik wist het en ik liep meteen naar de overbuurman om hem nogmaals te vragen om die aanhangwagen weg te halen. Maar dat had ik beter niet kunnen doen. Want toen ik tegen hem zei wat de regel in onze gemeente is, zei hij dat hij zelf wel bepaalde hoelang die aanhangwagen daar zou blijven staan en gooide hij zo de deur voor mijn neus dicht. Ik was perplex, wat een nare reactie van die man.

 

 

Een paar dagen later was het karretje tot mijn verbazing weg. Blijkbaar was de buurman toch zo vriendelijk geweest om het te verplaatsen. Maar via een andere buurman hoorde ik dat hij van de handhavers een bekeuring had gekregen, die hadden ook in de gaten gekregen dat de aanhanger daar al een tijdje geparkeerd stond. En toen zijn de pesterijen begonnen.

 

 

Die eerste keer schrok ik me wezenloos. Ik hoorde midden in de nacht opeens een harde klap tegen het slaapkamerraam. Meteen zat ik rechtop in mijn bed. Toen ik het gordijn optrok, zag ik een grote vieze vlek op het raam. Had er nou iemand iets tegenaan gegooid? Pas de volgende dag zag ik dat er een eierschaal op de stoep lag en snapte ik wat er die nacht tegen mijn raam gegooid was. Wie doet er nou zoiets? Pas toen het later nog een keer gebeurde vroegen mijn man en ik ons af of het soms de buurman van de aanhanger kon zijn. Want toen ik hem laatst op straat tegenkwam keek hij me veelbetekenend aan en vroeg hij of ik nu mijn zin had. Ik reageerde maar niet, alleen wist ik toen eigenlijk wel zeker dat hij die eieren tegen mijn ramen gooide uit frustratie vanwege de bekeuring.

 

 

Ik weet het, ik kan het niet bewijzen, maar mijn gevoel zegt dat hij het is. Wie anders? Ik vind het zo kinderachtig van hem, terwijl hij weet dat hij dat stomme karretje na een paar dagen gewoon weg had moeten halen. Het liefst zou ik nu in een keer een hele doos tegen zijn ruiten willen leeggooien, maar ik wil me niet verlagen tot zijn niveau. Alleen je kan wel gelijk hebben, maar als je het krijgt hoef je er dus niet altijd blij mee te zijn…’