Dag lieve Harry

 

 

Daar waar je nu bent, zal niemand je meer uitlachen. Het ga je goed.

 

Harry was de allereerste waarmee ik zou gaan trouwen: Harry Troisfontaine voluit. Hij had ontegenzeglijk de mooiste achternaam van heel het dorp en woonde aan de overkant van de straat. Hoewel Harry een paar jaar ouder was, was ik blij met zijn vriendschap want onze buurt was – geheel in tegenspraak met de katholieke mores – bepaald niet kinderrijk. Daarbij hadden Harry’s ouders een hotel en vond ik het verrukkelijk om daar in de grote keuken te gaan zitten kijken hoe zijn moeder en zijn grote zus vacuüm verpakte halve haantjes uit grote ketels met kokend water visten, het plastic openknipten en het bleke vlees met alle poten dezelfde kant uit, op roestvrijstalen schalen schikten. En dan was er ook nog het houten buffet in de lange gang met flesjes Exota limonade in alle kleuren van de regenboog en in de zomermaanden raket ijsjes. Hotel Troisfontaine was voor mij het Hof van Eden.

 

En Harry? Die vond het op zijn beurt een feest om bij ons op de boerderij te komen. Want hij was gek op al die beesten en héél soms, al we héél zoet waren, tilde mijn vader ons om de beurt op dat voor ons kinderen véél te grote paard en dan was het feest. Onderweg van het ene naar het andere huis deden we op straat de fanfare na, waarbij Harry nep-trommelde en ik nep-trompet speelde. Maar echt spelen, zoals kinderen spelen, dat deden Harry en ik niet. Dat komt: Harry was anders dan andere kinderen. In deze tijd zou hij zonder twijfel alle mogelijke testen en onderzoeken hebben moeten afleggen en ondergaan opdat er maar een etiket op Harry geplakt had kunnen worden. Maar in die tijd maalde niemand om een etiket. Het kwam wel goed met Harry, moeten zijn ouders gedacht hebben. Want hij was lid van de voetbalclub en ging gewoon naar school waar hij aangepast onderwijs en bakken met extra aandacht kreeg. Nooit leerde hij mijn naam goed uitspreken, maar dat vond ik niet erg.  Als Harry me vroeg of ik later met hem ging trouwen, zei ik toch wel ‘ja’.

 

Toen ik in 1978 wegtrok uit ons dorp, verloor ik Harry uit het oog. Op een dag vertelden mijn ouders dat er bij Harry kanker was geconstateerd. Niet lang daarna overleed hij. Hij was niet ouder dan 27 geworden. Op zijn begrafenis pakte zijn moeder huilend mijn hand. Ze was zielsblij dat ik was gekomen om afscheid van haar zoon te nemen, zei ze. Want ik was zijn eerste en ook zijn laatste vriendinnetje.

 

Een paar weken geleden was ik bij het graf van mijn ouders en passeerde ik op het kerkhof ook Harry’s graf. Ik had al zo vreselijk lang nooit meer aan hem gedacht dat ik er zelf van schrok. ‘Dag lieve Harry. Daar waar je nu bent, ben je niet langer anders dan anderen. En nooit meer zal er iemand om je lachen als je nep-trommelend over straat gaat. Het ga je goed.’

 

Door Brigitte Bormans

 

Brigitte werkte jarenlang als culinair journalist en heeft twee kookboeken op haar naam staan. Sinds 2004 is ze directeur/eigenaar van Erfgoed Logies. Zonder schrijven kan ze niet. Franska zag wel iets in haar columns. Die gaan over haar leven, over vriendschappen, over liefde en over haar huwelijk dat gepland staat voor komende zomer. Brigitte heeft een stiefdochter, stiefzoon en dochter uit haar eerste huwelijk. Met haar verloofde heeft ze Jip: een plaatje van een Australian Sheppard. 

 

beeld: Acquired by Henry Walters, 1930