Coucou

 

‘Coucou’, zegt onze Waalse buurman terwijl hij over de muur van onze tuin hangt

 

We spelen op ons terras een potje backgammon (Ed staat weer eens voor) en wij krijgen allebei een kleine hartverzakking van deze coucou. ‘Schrik me rot, die gast is zelf koekoek’, zegt Ed net even iets te hard, mocht onze Franstalige buurman stiekem toch Nederlands verstaan.

 

De buurman is op zoek naar de bal van zijn zoon die bij ons ergens in de tuin ligt. ‘Wie zegt er nou coucou?’ vraag ik even later aan Ed, als de bal weer terug bij de buurman is. Nou, heel veel Fransen, valt me die week op. Je zegt coucou als je ergens binnenkomt waar je niemand ziet, of als je iemand voor de tweede keer die dag ziet, het is een soort hé-hi-hoi, maar dan anders.

 

Nou, coucou, wij zijn er ook weer.  

 

Op de zondag na het fête votive gaan we naar de markt van Cazals voor een gegrilde kip. Dat is ook altijd een goed moment om coucou tegen wat bekenden te zeggen. Bij de kraam met gegrilde kippen lopen we Lamique tegen het lijf, onze rondbuikige dorpsgenoot. Gisteren zagen we hem ook al even op het dorpsfeest, maar toen kon hij niet met ons praten omdat zijn volle bord met slakken koud dreigde te worden. En eten gaat bij hem altijd vóór praten.  

 

 

Vandaag heeft hij wel alle tijd voor ons. We hebben het over het feest van gisteren. ‘Lang niet zo leuk als toen het nog in het dorp was’, zegt Lamique. We hebben het over zijn gezondheid.  ‘Goed’, zegt hij, terwijl hij over zijn bolle buik wrijft, naar die van Ed kijkt, en mij een knipoog geeft. Dan laat Lamique een korte stilte vallen.

 

 

‘Gilles is er niet meer. Hij is drie weken geleden overleden.’

 

Nee! Onze lieve overbuurman dood. Gilles, met die grote bruine ogen in dat olijke, kale hoofd van hem. Zomer of winter: Gilles was uit te tekenen in een blauwe Adidas trainingsbroek met een rode of blauwe schipperstrui. In de winter ging er ook nog een oude alpinopet op het hoofd. Ik zie hem zo weer voor me: met zijn grote, groene gieter stiefelend op weg naar de pomp op het pleintje. Want door zijn Parkinson kon hij de laatste jaren niet veel meer dan dat: veel schuifelen, maar ook veel vallen. Steeds vaker zaten er pleisters of schaafwonden op zijn hoofd. Maar toujours bereid tot een kletspraatje.

 

 

Afgelopen winter spraken we Gilles voor het laatst. Nooit maakten we hem zo helder mee als toen. Voorheen sprak hij nog weleens wat warrig over drukke dagen in de winkel die jaren geleden al gesloten werd, of over andere zaken uit vervlogen tijden. Maar dit keer niet. Na het uitwisselen van wat dorpsnieuwtjes, informeerden we naar zijn gezondheid. ‘Ik had volgens de dokter twintig jaar geleden al dood moeten zijn’, antwoordde Gilles opgewekt met een lach op zijn gezicht. Hij leefde nu heel tevreden in zijn reservetijd. Zoiets als c’est la vie en we zien het wel.

 

 

Terug in het dorp lopen we de weduwe van Gilles tegen het frêle lijf. Madame Durand is een kleine, altijd impeccable, kleurrijk geklede dame. Zelfs het wegbrengen van een vuilniszak doet ze in een outfit die in Parijs niet zou misstaan. Vandaag is alles grijs aan haar: haar kleding, haar schoenen en zelfs de uitgroei van haar korte coupe. Ze oogt moe en praat zachtjes met hangend hoofd.

 

 

‘Het is zwaar,’ zegt ze, ‘ik dacht al die tijd dat ik mij kon voorbereiden op zijn vertrek, maar dat is toch niet zo.’ Haar kleinzoon Jules, een jonge gast die lange tijd niet wilde deugen en door zijn opa en oma hier in het dorp – waar geen enkele spannende afleiding is – op het rechte pad werd gehouden, is er gelukkig om zijn oma te helpen in deze zware tijd. Twee zomers geleden vertrok hij voor werk naar het buitenland. Tussen neus en lippen door laat madame Durand ook nog even weten dat Jules hier niet alleen is, maar samen met zijn Peruaanse vriendin en hun elf maanden oude dochter Maria.

 

Sorry, pardon, wat?!

 

Het dorpsfeest niet meer in het dorp maar op de saaie heuvel. Louise die het, godzijdank, naar haar zin heeft in het bejaardentehuis. Lieve, oude Gilles die niet meer onder ons is. De kleinzoon van Gilles die nu met zijn vriendin en baby in het dorp woont. Coucou, we zijn nog maar drie dagen hier en we hebben nu al meer meegemaakt dan normaal gesproken in drie maanden. Ik ben benieuwd wat de zomer ons nog meer brengt.