Even naar de dokter

Dat is tegenwoordig wel anders dan het vroeger was…

 

Kun jij je nog herinneren hoe het vroeger ging als je een dokter nodig had? Dat je iets eerst altijd even aankeek, maar als het écht niet overging dat je dan wat vroeger opstond – zodat je toch nog op tijd op je werk kwam – en dan naar de huisarts ging? Dat je daar dan binnenliep en riep: ‘Goedemorgen, wie is de laatste?’ En dat je daarna plaatsnam op de gang en vervolgens degene die zijn hand had opgestoken in de gaten hield? Als die namelijk weg was, mocht jij naar binnen wanneer de huisarts vroeg: ‘Wie is er dan aan de beurt?’

 

En soms had je mazzel. Dan waren er maar twee mensen voor je. Maar soms had je pech. Dan zaten er veel en moest je lang wachten. Of nóg langer! Want als er een moeder met een ziek kindje binnenkwam dan zei je ook nog: ‘Gaat u maar even voor, hoor.’

 

Nou, dat gaat tegenwoordig een stuk efficiënter! Ahum. Ik ben in de gelukkige omstandigheid dat ik al drie huisartsen heb versleten die ik nog nooit had gezien voordat ze alweer vertrokken waren, maar onlangs had ik iets toch echt lang genoeg aangekeken en besloot ik me maar eens te gaan melden. Ik keek dus op de website op welke dagen mijn huisarts werkte, zocht daarna de bereikbaarheid van zijn assistente op, belde naar de praktijk, luisterde een menu af, gaf met een cijfer aan dat ik geen spoedgeval was en kreeg daarna te horen hoeveel wachtenden ik nog voor me had. En ik kon natuurlijk niet zien wie de laatste was, maar mocht daarna wel mijn zorg delen met de assistente die vervolgens een rekensom maakte. Het aantal huisartsen dat onder één hoedje speelt (HOED = Huisartsen Onder Eén Dak) plus het aantal uren dat zij parttime werken, gedeeld door het vakantierooster van de te vervangen collega’s, minus de thuisvisites, maakt (ongeveer) acht minuten voor een patiënt. En op de dag van ‘mijn’ acht minuten sloot ik dus achteraan in de rij om me nogmaals te melden (maar dan aan de balie) en daarna nam ik plaats in de wachtkamer.

 

Op het tijdstip dat ik aan de beurt zou zijn, tuurde ik echter nog maar wat naar de klok en vroeg me af of de dokter nou zo langzaam werkte, de assistente niet kon rekenen, of dat de mensen die vóór mij waren misschien tóch te onduidelijk waren geweest zodat de rekensom niet goed gemaakt kon worden. Maar geen van deze diagnoses had zin, want ik moest gewoon wachten tot er iemand verscheen die mijn naam riep.

 

‘Hé,’ dacht ik toen dat gebeurde, ‘wat gezellig ouderwets. En wat een leuke dokter!’

 

Maar helaas… het was mijn dokter niet. Het was een stagiair die onderzoek deed en vroeg of ik bezwaar had tegen het samen invullen van een enquêteformulier. Dat had ik natuurlijk niet, want ik werk graag mee aan het verbeteren van de zorg. En toen dat gebeurd was, mocht ik gelukkig tóch nog op consult bij de vervanger van mijn huisarts (die thuis bleek te zitten met een burn-out). Ik weet dus nog steeds niet hoe ‘de mijne’ eruitziet, maar dat vind ik vallen onder ‘tel je zegeningen, want je komt er dus maar weinig.’

 

Ik hoef die vervanger echter ook niet te groeten wanneer ik hem tegenkom, want hij weet echt niet hoe ik eruitzie. Hij zat tijdens ons gesprek namelijk voortdurend op een toetsenbord te tikken, drukte daarna op enter, gaf me de naam van een website waar ik alles kon vinden over mijn aandoening, en verwees me voor een receptje weer terug naar de assistente.

 

Deze had helaas echter net werkoverleg, en aan de balie trof ik dus alleen nog een bordje met haar balie-werktijden en tips om gezond te blijven. En dat laatste lijkt me dus héél erg wenselijk!

 

Door  Tineke

 

Bij veel van wat ze dagelijks tegenkomt filosofeert én associeert Tineke (schrijfster/moeder/fotograaf/toneelregisseur/echtgenote) erop los.