Laagopgeleid: een ouderwets begrip

Het is een woord dat je vaak hoort, in het nieuws, in de volksmond – maar waar je toch een beetje de kriebels van krijgt als je er even bij stilstaat. 

 

Laagopgeleiden. Laagopgeleid zijn. Lager- en hogeropgeleide mensen. Alsof je gelijk in álles laag bent, dan. En alsof je opleidingsniveau bepaalt wie je bent en waar je staat in de maatschappij.

 

Een krachtig voorbeeld werd gisteren door Marianne Zwagerman gegeven: mannen die goed zijn met hun handen en goed kunnen klussen noemen we al snel laagopgeleid. Mannen die goed zijn met hun voeten noemen we met z’n allen dan weer ‘godenzonen’. Wat is het werkelijke verschil tussen tegen een bal kunnen trappen of een badkamer kunnen betegelen? Het één is niet beter dan het ander, toch? Mensen met een vmbo-diploma noemen we alsnog snel laagopgeleid en voetballers zijn ontzettend stoer en interessant. Waarom noemen we ze niet praktisch opgeleid? Want dat zijn ze. En anderen zijn weer theoretisch opgeleid. Dat is het enige verschil. En beide vormen van kennis zijn nodig in ons land. In de hele wereld, zelfs. 

 

Om nog maar te zwijgen over ouders die massaal hun kinderen pushen om naar het vwo te gaan. Op toch op z’n minst de havo. Terwijl mensen die kapper zijn of schilder ook ontzettend blij zijn met hun werk, belangrijk zijn voor veel huishoudens en altijd blijven bijleren. In de bouw is er nu al een enorm tekort aan vakmensen. Tegenwoordig kunnen we vaak geen goede loodgieter of timmerman meer vinden. En dat gaat alleen maar een groter probleem worden in de toekomst. Wie maakt er straks onze straten, onze huizen, onze tuinen? 

 

Als we niet oppassen heeft straks iedereen een braaf WO-papiertje op zak, maar weet geen mens meer hoe je de motor van een auto repareert. En vergeet niet: juist omdat er weinig vakmensen te vinden zijn in dit soort werkvelden, kunnen zij straks hoge uurprijzen gaan vragen. Je toilet moet tenslotte tóch gerepareerd worden.

 

En wie zijn dan de laatsten die lachen? Wie zijn dan degenen die meer verdienen dan huisartsen, psychologen of juristen? Juist. Wat mensen met zulke praktische beroepen er zelf van vinden? Aan Trouw vertelt Harold Reuser: “Ik ben bloemist en als mensen dan zeggen dat ik laagopgeleid ben, dan zegt dat meer over hen, denk ik. Mensen denken al snel: een bloemist knutselt lekker met bloemetjes. Er komt echt wel wat bij kijken om een goede bloemist te zijn. Ik heb zelf een zaak en ik kan je zeggen: het is een harde business.” Kortom: het stoort ze niet zo, en toch ook weer wel. Zij weten wel beter en weten wat hun werk inhoudt. Maar een praktische benaming zou helemaal geen kwaad kunnen. En het zou ook logisch zijn. Want het is nét zo belangrijk als een diploma van een ander niveau. Dan is dat suffe verschil tussen ‘laag’  en ‘hoog’ eindelijk uit de wereld.

 

Bron: Trouw