Noorwegen? A natural beauty!

We zijn nog maar amper aangekomen of we vallen al in katzwijm. En dan is dit nog niks vergeleken bij wat ons de komende week te wachten staat.

 

Oké. Ik mocht van Franska dus naar Noorwegen, maar helemaal in mijn eentje leek me ongezellig en daarom nam ik mijn dochter en stiefdochter mee. De overtocht, van Kiel naar Oslo, was met Color Line. Het verslag daarvan kun je hier lezen.

Hierna volgen mijn ervaringen met en in dit wonderschone en bijzondere land. Om er zeker van te zijn dat ik de voor ons perfecte reis zou samenstellen overlegde ik met de Noorwegenkenners bij uitstek: Visit Norway.

 
Kilometervreten is er in Noorwegen niet bij. Dat goed in onze oren geknoopt hebbende plannen we op dag één een ritje van zo’n 250 km en dat voert naar paradijs-op-aarde Halne Fjellstugy in Hol. Oslo uitrijden is simpelweg een kwestie van een paar rotondes en stoplichten en meteen daarna kan het feest beginnen. Bij de eerste rots, de eerste berg, het eerste meer, de eerste hutjes aan de eerste rivier putten we ons meteen al uit in superlatieven. Maar goed, het is dan ook onze eerste keer, waardoor we geen idee hebben dat dit nog niks is vergeleken bij wat ons nog te wachten staat.

 

‘Wow,’ zie je die rotsen?

 

‘Ja bizar!’

 

‘Jeeh, kijk daar. De bergtoppen zijn nog wit.’

 

‘De natuur loopt hier minstens een maand achter op Nederland.’

 

‘Yes. De katjes bloeien nog.’

 

‘En de berken hebben nog maar amper blad.’

 

Naaldbomen en berken, die groeien hier graag en overvloedig. Samen met de rotspartijen, de meren en rivieren, de bergen, de weilanden en de akkers, de talloze houten hutjes in allerlei kleuren en de huizen met de rode daken, bepalen ze het landschap. We komen door dorpjes van welgeteld vijf straten. Behalve een moeder met een kinderwagen is er geen sterveling op straat te bekennen.

 

‘Waar zouden deze mensen boodschappen doen?’

 

‘Ja echt hè? Even teruggaan voor een vergeten pak melk is er in ieder geval niet bij.’

 

Tunnels, daar zijn er ook ontelbaar veel van. Dwars door weerbarstige rotspartijen zijn ze uitgehouwen. Vaak kilometers lang en soms zelfs met ondergrondse rotondes compleet met stoplichten en bewegwijzering. Ze vormen een wereld op zichzelf. Zonnebril op, zonnebril af.

 

Door de open autoramen snuiven we de kruidige, schone, crispy lucht. De hemel is blauw met witte strepen. Na goed een uur rijden worden we dunne ijslaagjes gewaar op de meren, worden de bergtoppen almaar witter en kleurt het rivierwater ijskoud, diepblauw. Er is weinig fantasie voor nodig om een flinke grizzlybeer spartelende zalmen uit het glinsterende water te zien hengelen. We stijgen. En dat is ook bedoeling. Want onze bestemming Halne Fjellstugy ligt aan de Hardangervidda: een nationaal park van zo’n 8000 vierkante kilometer, dat tevens de grootste hoogvlakte van Europa vormt met hoogtes vanaf 1150 tot wel 1900 meter en de grootste rendierenpopulatie van Noorwegen heeft (naar schatting acht- tot tienduizend). We komen in een almaar witter wordende wereld en als we na meer dan vier uur rijden ons hotel bereiken wanen we ons op wintersport. En daar waren we duidelijk niet op voorbereid.

 

‘Zijn dit jullie enige schoenen?’ wijst gastheer Ingar naar onze sneakers. Hij had een sneeuwschoenwandeling naar het hoogste punt van de berg voor ons in gedachten, maar dat plan blijkt zonder moonboot-achtig schoeisel onuitvoerbaar.

 

‘Geeft niks. Gaan we gewoon lekker met een boek op de rendierenvellen op de veranda zitten!’

 

Maar Ingar is niet voor één gat te vangen en stelt ons een rit in zijn UTV (ultra terrain vehicle) voor zodat we ons toch nog te goed kunnen doen aan het fenomenale uitzicht. De rupsbanden worstelen zich tegen de berg omhoog en we moeten een paar keer achteruit en via een ander punt opnieuw omhoog om de top te bereiken. Daar gaat Ingars rugzak open en worden we getrakteerd op Noors bier en gedroogd rendierenvlees dat hij met zijn zakmes voor ons in repen snijdt. En dan vallen we stil. Want deze wereld is met geen enkele andere die we kennen te vergelijken: weids, wit, stil, leeg, puur en onbedorven, ruig en ook zacht. Onder de sneeuw ontwaken het mos en de wilde cranberries uit hun winterslaap. Af en toe schiet een vogeltje voorbij. Verder is er niets dan die ongereptheid van de bergen rondom en het bevroren meer ver beneden ons.

’s Avonds eten we een voortreffelijk maal van bloemkoolsoep en rendierenvlees met groenten en aardappels en cranberrycompote bij de open haard. Met crème caramel toe, net als al het andere bereid door de chefkok van het huis.  

 

‘Hoe lang blijft het hier wit?’, willen we wel nog weten.

 

‘Hoe zit dat met skiën hier?’

 

‘En wat is er in de zomer te doen?’

 

Wie niet van de bergen houdt is hier simpelweg niet op zijn plek en voor grote hotels, geprepareerde pistes en liften moet je in het verderop gelegen Geilo zijn. In de wintermaanden is dit een waar paradijs voor wild- en kite-skiërs. In de zomermaanden, als het meer niet meer bevroren is en de sneeuw gesmolten, brengt Ingar je met zijn boot het meer op. Om te vissen bijvoorbeeld. En voor wie dat wil zijn er hutten te huur om in alle stilte de (midzomer)nacht te beleven.

 

Tegen elven wordt het eindelijk donker en gaan we slapen. Tegen vijven is het weer licht en worden we wakker. Deze nieuwe dag brengt ons naar Bergen! Met wederom een urenlange tocht door een natuur om U tegen te zeggen. Totdat hutten huizen en zelfs villa’s en appartementengebouwen worden en we voor het eerst van een tweebaansweg zomaar een snelweg oprijden die een kilometer of zes voor de stad begint en daarna ook abrupt weer ophoudt. 

Bergen, tweede stad van Noorwegen, modern met een oeroude kern die op de UNESCO werelderfgoedlijst staat. Omgeven door zeven bergen die oprijzen uit de zee. De huizen, statig en uitgedost in uitbundige kleuren, lijken zich eraan vast te klampen. Op deze zondag viert Bergen een zonovergoten en bijzonder warme meidag, puilen de terrassen uit en is de stemming uitbundiger dan ooit. De haven met de antieke zeilschepen en hedendaagse jachten, de oude straten, bijzondere gevels, prachtig bewaard gebleven Middeleeuwse houten huizen, plantsoenen met kleurige bloemen, oude bomen, de winkels en de pleinen, de bijzondere architectuur van de oude huizen, de restaurants en de musea (componist Edvard Grieg werd er geboren en heeft er zijn eigen museum), alles tot in de puntjes en met liefde verzorgd en gekoesterd, schoon en geordend, dat maakt deze stad tot wat ‘ie is en een bezoek dubbel en dwars waard. Maar Bergen is ook en bovenal ‘gateway to the fjords’. Die gaan we de dag erna zien.

 

 

‘Dit is ongelofelijk!’

 

‘Mooier dan ik me ooit had kunnen voorstellen.’

 

‘Indrukwekkender dan welke foto, welke film ooit kan vangen en verbeelden.’

 

‘Dat dit gewoon bestaat…’

 

‘Het bestaat!’

 

Ik kan er pagina’s over volschrijven, over de wonderlijke woestheid van de Noorse fjorden, de grilligheid van deze door gletsjers uitgesleten inhammen in de kust, met aan weerzijden steile rotspartijen en wilde watervallen, maar de werkelijkheid moet je zien, voelen, ruiken, proeven.

 

Voor Bergen/Oslo trekken we wederom twee dagen uit. We overnachten in Geilo, waar het seizoen nu is afgelopen, maar waar ’s winters kan worden geskied en ’s zomers gewandeld.

 

‘Jongens, wat is Noorwegen tot nu toe? Steekwoorden graag!’

 

‘Puur, eerlijk, naturel.’

 

‘Leeg, ruig, ingetogen.’

 

‘Bescheiden.’

 

‘Vriendelijk.’

 

‘Zacht.’

 

‘A natural beauty.’

 

‘Voorkomend en hartelijk.’

 

‘Echt, oer, ongepolijst.’

 

Op naar Oslo dan maar! Met voor de tweede keer een stukje snelweg, een file(tje) zowaar, een ambulance met zwaailichten, een villawijk die zich tegen de heuvel op strekt, een viaduct en vangrails, kantoorgebouwen, havens met massa’s zeiljachten en verder groen, groen en nog eens groen! Qua stad is Oslo, hoewel nog steeds overzichtelijk en toegankelijk, net iets meer stad dan Bergen. Mondainer, completer, groter, uitgebreider. Met meer winkels, chiquere winkels ook, meer restaurants en musea en natuurlijk het wereldberoemde Opera House, dat als een ijsberg uit het water opduikt. Van buiten afgewerkt met Italiaans marmer en wit graniet en van binnen met veel eikenhout. Het is de grootste cultuurtempel die in Noorwegen werd gebouwd sinds de Nidaros-domkerk, die rond 1300 werd voltooid. Met recht een meesterstuk dus.

 

De laatste dag breekt aan en dat is de dag dat wij met onze neus in de boter vallen. Want 17 mei is een nationale feestdag, de dag waarop de Noren vieren dat in 1814 hun grondwet werd goedgekeurd. En dat vieren ze uitbundig. Met fanfares, parades, vlaggen, ijsjes, alcohol en met een heleboel mensen in traditionele klederdracht – en dat laatste treft ons het meest. De kostuums zijn handgemaakt. Iedere regio, ieder dorp, iedere familie heeft zijn eigen ontwerp. Hoe meer de geborduurde patronen op elkaar lijken, des te dichter woonden de families bij elkaar in de buurt. Meteen in de vroege ochtend kopen we kaartjes voor een feest aan de haven. Een feest voor jonge mensen, studenten veelal, blijkt later.

 

‘Mag ik een foto van je maken? Je ziet er zo prachtig uit!’

 

Ze poseren stuk voor stuk lachend en graag voor me, deze jonge mensen. En ze vertellen. Over dat vandaag de mooiste dag van het jaar is, dat degenen die geen klederdracht dragen dat waarschijnlijk niet kunnen betalen (want het is aan de ouders om dit voor hun kinderen te verzorgen en de prijs begint bij 1500 euro en loopt op tot rond de 10.000 of zelfs meer), dat het weliswaar best zonnig kan zijn in deze tijd van het jaar maar zelden zo warm als vandaag (tegen de middag tikt de thermometer 27 graden aan).

 

‘Waarom zit iedereen hier aan de koffie terwijl we gewaarschuwd werden dat aan het einde van de dag veel mensen dronken zullen zijn?’

 

Het blijkt de Noorse wet, die voorschrijft dat er voor 12 uur ’s middags geen alcohol verkocht mag worden. Om klokslag 12 uur klinkt er aan de overkant van het water een reeks kanonslagen die van veel rook vergezeld gaat en is het dringen geblazen bij de bar. Terwijl elders in de stad de parade start en de kinderen een groet gaan brengen aan de koning die hen op het bordes van zijn paleis al staat op te wachten, gaat de meute hier aan de haven los.

 

‘Jongens! Als je iets uit Noorwegen mee mocht nemen naar Nederland, wat zou dat zijn?’

 

‘In ieder geval Kvikk Lunsj toch? Want daar vroeg Franska om.’

 

‘Ja voor Franska moesten we inderdaad deze soort van KitKat meenemen. En verder?’

 

‘Vriendelijkheid!’

 

‘En beleefdheid!’

 

Ja! Wat heerlijk inderdaad, als we dat toch eens mee mochten nemen naar huis om daar te laten wortelen….!

 

We denken dat we een beetje van Noorwegen zijn gaan houden deze week.

 

Door: Brigitte Bormans

 

Brigitte werkte jarenlang als culinair journalist en schreef twee kookboeken. In 2004 werd ze directeur/eigenaar van Erfgoed Logies. Maar zonder schrijven kan ze niet. Gelukkig zag Franska wel iets in haar columns, kwam van het een het ander en mag er nu ook over andere zaken worden geschreven.