‘Ik weet dat het niet klopt en toch houd ik m’n mond’

 

De man van Ingeborg heeft een goedlopend administratiekantoor waardoor ze een fijn en onbezorgd leven hebben. Maar als ze weer een erg duur cadeau krijgt voelt ze nattigheid.

 

 

 

‘Erik en ik kennen elkaar al sinds de middelbare school. Hij was nogal een nerd, goed met cijfers. Op school had ik totaal geen oog voor hem maar toen ik hem na een paar jaar weer eens in de kroeg tegenkwam sloeg de vonk alsnog over.

 

Na een paar jaar in loondienst besloot Erik om voor zichzelf te beginnen. Hij startte samen met zijn broer John een eigen administratiekantoor. Samen doen ze de jaarrekeningen van kleine bedrijven hier in de stad en ook de boekhouding en belastingaangiftes van particulieren. Vier jaar geleden haalden ze een grote klant binnen en om dat te vieren kocht Erik voor mij een tweedehands autootje. Ik was zo trots als een pauw, want ik had nog nooit zoiets duurs gekregen. En als we gingen winkelen zei hij ook steeds vaker dat ik iets gewoon moest kopen, als ik daar zin in had. Een dure tas of een paar mooie laarzen die ik eigenlijk helemaal niet nodig had.

 

Aan al die nieuwe luxe kon ik best snel wennen. Ik ben opgegroeid in een gezin waar vaak geldzorgen waren, dus dat ik nu zonder er veel bij na te denken kan afrekenen is heerlijk. Ik hoef niet net als mijn ouders destijds tegen m’n kinderen te zeggen dat ze voor nieuwe sneakers maar moeten gaan werken, of met ze naar een tweedehandswinkel te gaan als ze een nieuwe jas nodig hebben. Ik voel nog de schaamte als ik op het schoolplein om me heen keek en iedereen in nieuwe kleren zag staan, terwijl ik het met afdankertjes van mijn zus moest doen.

 

We maken nu met ons gezin verre vakanties, gaan op wintersport en ook tussendoor zijn we vaak een weekendje weg. Geld is geen issue meer, lijkt het wel. Ik was dan ook stomverbaasd toen Erik me vorig jaar op mijn verjaardag een doosje gaf. Met trillende vingers maakte ik het open, op het blauwe fluweel lag een autosleutel. Erik nam me bij m’n arm mee naar buiten en voor de deur stond een auto. Alleen kon ik niet zien wat het was omdat er een grote zilverkleurige hoes omheen zat. Lachend zei Erik dat ik mijn ogen dicht moest doen en hij trok de stof langzaam weg. Doe ze nou maar open, zei hij, en voor me stond een splinternieuwe zwarte Mini cabrio. Ik zag de buren door de ramen naar buiten kijken en ik voelde me opeens een beetje opgelaten. Een buurman die toch maar even kwam kijken zei joviaal: ‘Nou Erik, de zaken gaan zeker goed!’ En ik zag Erik zachtjes lachen.

 

Maar een paar dagen later kreeg ik opeens door waarom ik een nieuwe auto kreeg. Ik wilde alvast mijn bed in maar Erik moest nog even iets afmaken, zei hij. Maar toen ik naar beneden liep hoorde ik hem bellen. De deur naar de gang stond op een kiertje en ik hoorde hem met een boze stem zeggen dat hij niet van plan was om deze transactie terug te draaien. Daarvoor was zijn commissie te hoog. Bovendien zou niemand erachter komen, daar zou hij wel voor zorgen. Het was toch zo vaak goed gegaan?

 

Was was al zo vaak goed gegaan dat niemand erachter was gekomen? Ik lag er de hele nacht wakker van en opeens voelde ik nattigheid. Die dure nieuwe cabrio die ik voor mijn verjaardag kreeg, was die soms gekocht met geld van zijn klanten voor transacties die het licht niet konden verdragen? Pleegden Erik en zijn broer John soms fraude en konden we daarom zo riant leven?

 

Toen ik Erik er de volgende ochtend naar vroeg lachte hij me uit. Natuurlijk pleegde hij geen fraude, hoe kwam ik erbij? En toch zit het me niet lekker. Alleen vraag ik me al de hele tijd af of ik de waarheid wel wil weten. Terug naar hoe ik het vroeger thuis had wil ik nooit meer, want ik geniet te veel van mijn mooie kleren, mijn luxe auto en het zorgeloze bestaan dat wij onze kinderen kunnen geven, een leventje dat ik als kind nooit heb gehad. En daarom heb ik maar besloten om geen lastige vragen meer te stellen.’