Wieke moet hierdoor altijd aan een rundertong denken

 

Waarschuwing: code rood, dit wordt een vies verhaal. Getsie, moet het zó?? Dat vroeg ik me af na de eerste, onbeholpen tongzoen.

 

 

Ik had de persoon in kwestie weg willen duwen met een vinnig ‘steek die alsjeblieft ergens anders in maar niet in mijn mond!’ Dat durfde ik niet. Al dat spuug ook. Braak. De halve klas (3 MMS) had al gezoend, maar 1963 hè, niemand had het over die tongen gehad. Toen ik tijdens een klassenavond met 4 HBS met vriendinnen smoesde dat ik het tongengedoe heel vies vond, keken ze me stomverbaasd aan. En daarom dacht ik: ze hebben allemaal gelogen dat ze al hebben gezoend, anders hadden ze het wel breed uitgemeten, dat geknutsel en gedraai met zo’n lap vlees. In dit geval een tong. Voor mijn opa moest ik een keer rundertong halen voor op zijn brood. Toen ik die hele koeientong zag liggen, waar de slager plakjes van afschaafde, was ik overigens wel blij dat het menselijke formaat kleiner was. En ik kon nooit meer tongzoenen zonder dat ik aan die rundertong bij de slager dacht. Plakjes eraf… brrr. Vriendinnen die zeiden dat die of die jongen ‘zo lekker zoende’, geloofde ik nooit. Ik deed het wel, anders telde je toch niet helemaal mee, maar ik stond er in wezen niet echt achter. Het was zoiets als boodschappen doen in de regen. Niet leuk, maar die boodschappen moesten toch gedaan worden.

 

Bij de Maasai, die prachtige stam in Kenia en Tanzania, is de mond geschapen om mee te eten, niet om mee te zoenen. Toen ik dat hoorde, tijdens een indrukwekkend bezoek daar met een NGO, kon ik het er alleen maar roerend mee eens zijn. Zie je wel, zo dacht ik, in een vorig leven was ik vast een Maasai. Hoe dat getong is ontstaan, ik weet het niet. Ik hoef het ook niet te weten. Dieren doen het niet, al likken ze elkaar wel schoon. Moet je als mens ook niet aan denken.

 

En nu een bekentenis: ik vind het nog steeds goor. Het is echt boffen dat Man er ook niet van is. De eerste keer dat we dat deden, toen het net aan was tussen ons, schoten we allebei in de lach en zeiden: ‘Vind jij dit eigenlijk ook zo smerig?’ Volmondig (wel leuk in dit verband, met een tong in je mond) beaamden we dat. Zo, daar waren wij tenminste fatsoenlijk vanaf. Er bleef genoeg over om wel opgewonden van te raken. Eskimo’s doen iets met neuzen. Dat is tot daaraantoe. Moet je niet net verkouden zijn natuurlijk. Iedereen mag het van mij geweldig en opwindend en lustopwekkend en emotioneel en nog veel meer vinden. Gaan jullie allemaal vooral en gerust jullie gang. Maar wij passen, al zijn we hoogstwaarschijnlijk uniek. Zijn we dat tenminste ook eens.

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel