Wieke is er even klaar mee

 

Soms hè? Grrrr. Slechte bui, Biesheuvel? Ja! Ik wil dat iedereen ophoepelt. Mijn huis en mijn brein uit.

 

Ik kan geen gedachte afmaken of er tettert iemand doorheen. Buiten mekkeren ook nog eens twee geiten onophoudelijk en heel hard. Ik wil mijn vrijdagstukje schrijven en als dat stoorzenderen zo doorgaat, komt het nooit af. Eerst even kijken wat er loos is met die geiten. De arme dieren liggen nog op de uitgebouwde bagagedrager van de verkoper. Die man zit binnen gezellig te kletsen met de kopers. Dan donderen de geiten met fiets en al om en ze maken een onbeschrijfelijk kabaal. 

 

 

Buurvrouw Hilda en ik hijsen de fiets overeind. Met hulp van een zwerver, die zijn wenkbrauwen paars heeft geverfd. Waarom? Dat weet hij vast zelf ook niet. Hij hangt al een tijdje op de compound rond. De poten van de beesten zitten tussen de spaken en een onbedaarlijk gekrijs volgt. Zullen ze op hun sterfdag nog hun ledematen breken. We roepen de verkoper en vragen of hij een einde wil maken aan deze gruwelijke vertoning. Hij haalt ze van de fiets af en daar liggen ze dan op de grond, versuft te trillen van ellende. ‘Waarom maken jullie ze niet meteen dood?’, vraagt Hilda. Zij kan er ook niet tegen. ‘Omdat het mes nog niet heet is en dat moet’, is het argument. Het houtskoolstoofje is aangemaakt en nu is het wachten op een gloeiend vuur. Onze buurjongens hebben de dieren gekocht om het vlees in te vriezen. 

 

 

 

 

 

De geiten zijn uitgemekkerd. Ik hoef er niet bij te zijn als dat hete mes op hun keel wordt gezet. Terug naar huis. Daar zit man. ‘Heb jij niks meer te doen?’, vraag ik. Toch een legale vraag? ‘Als ik hier niet welkom ben, gá ik wel!’, zegt hij. Wereldidee. Maar gaan? Ho maar. In plaats daarvan vraagt hij of ik even wil luisteren naar het lijstje met te verkopen spullen. ‘Niet echt, kan het straks?’ Dat kan. Maar dan gaat hij tegen zichzelf praten. Hardop: ‘Ik vraag voor de ventilator 200 kwacha, voor het tosti-ijzer 100 kwacha, voor…’ en zo gaat het maar door. Of ik óók vind dat hij best 400 kwacha voor de broodbakmachine kan vragen. 

 

 

Ik wil gillen: hou je kaken nou eens één half uurtje op elkaar! Zucht. De oplossing ligt voor mijn neus: mijn koptelefoon. Muziekje op. Ladidadida. Ik hoor het laatste gejammer van de geiten er dwars doorheen, maar pratende man niet. Ik schrik me dus half lam als hij me op de schouder tikt: ‘Buiten staat een kennis van je met paarse wenkbrauwen. Of je eten voor hem hebt.’

 

 

 

  

Wieke Biesheuvel is columnist bij Libelle, schrijft boeken, woont in Zambia en helpt de plaatselijke bevolking met medewerking van haar vriendinnen hier aan waterputten.