Wieke haalt even een pot mosterd

 

En de hele winkel ligt dubbel van het lachen.

 

 

Bijna alle boodschappen heb ik kunnen afvinken op mijn lijst. Nu nog mosterd. Ik gebruik het nooit, maar man maakt vaak onnavolgbaar lekkere  tosti’s en mosterd is daarbij onmisbaar. Bij de Shoprite hebben ze het niet, moet ik toch nog naar de SPAR. Zo geen zin in – en ik ben al zo chagrijnig van de kleffe warmte. Ik parkeer de auto en veeg de jongetjes weg die aanbieden hem te bewaken. Ze hebben gescheurde kleren aangetrokken, maar hun mooie gympen verraden dat ze allesbehalve straatarm zijn. 

 

 

In de winkel pak ik meteen eieren en aubergines mee. En een reep chocola voor straks in de auto. Omdat je daar vrolijk van schijnt te worden.  Sta ik in de rij bij de kassa: wéér de mosterd vergeten. Terug. Ik vind het spul in een ouderwetse bierpul. Da’s leuk, heb ik weer een glas. Wat ik daarmee moet? Niks, al kan ik er vast iemand blij mee maken. Het is Duitse mosterd, van de firma Hengstenberg. Ik krijg er een visioen bij van hordes hitsige paarden met enorme piemels. Sorry hoor, die beelden komen ongevraagd binnen. Doe je niets aan. 

 

Bij de kassa zitten twee dames. De één moet de ander inwerken en ze zitten luidkeels mee te zingen met een gospel. Over hoe God de enige God is en dat schepsels die dat óók beweren, duivels zijn. Dit leggen ze me uit terwijl Rachel (dat staat op haar naamkaartje), de eieren en aubergines aanslaat. Dan komt ze bij de Hengstenberg mosterd. De kassa herkent het niet. Ze roept een meneer. Hij moet gaan kijken wat Hengstenberg mosterd kost. Hij loopt naar het magazijn en blijft zo idioot lang weg dat ik zeg: ‘Hij is er zeker op gaan zitten, net als een kip op eieren, in de hoop dat hij nieuwe mosterdpotjes uitbroedt.’ De dames blijven er bijna in. Omdat we ons toch maar vervelen, leg ik ook uit wat mijns inziens Hengstenberg betekent: paarden die er zin in hebben. We vegen de lachtranen uit onze ogen. Als de man terugkomt met mijn potje, gillen ze: ‘he did not succeed! Just one pot!’ Ze liggen dubbel over de kassa. Hij snapt er geen hout van, maar lacht toch mee. ‘We kunnen de prijs niet vinden’, zegt hij, ‘neem maar gewoon mee.’ Wat aardig! De dames zwaaien me hartelijk uit met een ‘safe journey!’ en zingen vrolijk verder. Mijn humeur is weer stralend. ‘Niemand heeft de auto gestolen’, zeggen de jongetjes trouwhartig. Ach, wat fijn. Vooruit. Hier is mijn reep chocola. Eerlijk delen. En ik? Op naar de tosti’s. 

 

 

  

Wieke Biesheuvel is columnist bij Libelle, schrijft boeken, woont in Zambia en helpt de plaatselijke bevolking met medewerking van haar vriendinnen hier aan waterputten.