Sweet Caroline

 

Mijn boek is af. Tenminste, ik ben zo goed als klaar.

 

 

 

De ‘persklaarmaker’, een boekenvaktitel voor een eindredacteur, leest nu nog eens heel kritisch of ik geen lariekoek verkoop. Of alle komma’s op de juiste plekken staan en er nergens meer een gênante t achter een d staat. Toch verschijnt mijn boek pas in oktober, zo gaat dat in die wereld.

 

Behalve dat ik zelf ook een beetje ongeduldig begin te worden, ik wil het nu weleens fysiek in mijn handen hebben, is het ook te laat voor Caroline, mijn oud-collega die een vriendin werd en die in een hospice ligt.

 

Een jaar of acht geleden kreeg Caroline borstkanker waar ze na een loodzwaar traject van bestraling en chemo’s van leek genezen. Maar zoals dat wel vaker gaat met die klotekanker, kwam het terug, in haar botten. Dat was zomer 2020. Caroline leek van beton en had het plan nog zeker een hele tijd onverwoestbaar te zijn. Je hoort het weleens tenslotte, dat kanker ook ‘chronisch’ kan zijn en dat mensen dan gerust nog twintig jaar leven. Het had niemand verbaasd en haarzelf al helemaal niet, als zij zo’n geval zou zijn.

 

Zo’n chronisch zieke die met vallen en opstaan toch nog heel lang en heel behoorlijk mee zou doen met het leven. Zodat ze zich nog een eeuwigheid op Facebook zou kunnen blijven opwinden en haar vele vrienden daar mee zou kunnen vermaken zoals ze gewend was. Met epistels over gekken als Trump en Baudet, met liefdesverklaringen aan Willy Nelson en Stevie Nicks, met observaties van het dagelijks leven in haar woonwijk waar ze iedereen en z’n moeder leek te kennen. En met foto’s van haar hondje Ceesje die altijd zo hartverscheurend zielig in de camera kan kijken.

 

Maar ze blijkt toch niet van beton. Ze is gewoon van vlees en bloed waar kwaadaardige cellen de boel zo aan het verpesten zijn dat er niet veel meer aan te doen is. En wat er nog aan te doen zou zijn, daarvoor wil ze niet kiezen. Dat tot de laatste snik doorbuffelen met therapieën die geen enkele garantie geven, daar heeft ze ook een mening over die ze veelvuldig deelt op Facebook. Ze wil de gifbeker niet tot de laatste slok leegdrinken, zegt ze.

 

Dus nu woont ze in een hospice. Een heel liefdevolle, rustige plek waar toegewijde mensen haar de zorg en aandacht geven waar ze behoefte aan heeft.

 

In het hospice mag je maar drie maanden blijven, las ik zaterdag in Het Parool, waar een mooie reportage over dit bijzondere huis stond. Wie te lang leeft moet iets anders zoeken.
Haar verblijfsvergunning betekent dus ook dat het aannemelijk is dat de lancering van mijn boek niet meer in haar agenda past

 

Nu gaat dit niet over mij en al helemaal niet over dat boek. Maar in het jaar dat ik schreef was zij regelmatig degene die mij moed insprak. Die relativeerde als ik jammerde dat ik dit niet kon en begon te lachen als ik jeremieerde dat niemand op mijn verhaal zat te wachten.

 

Ze vond het zielig voor me dat ik zulke sneue gedachten had maar zei ook dat ik de knop van die stoorzender in mijn hoofd moest omdraaien en gewoon maar eens moest beginnen.

 

Ik probeerde braaf te luisteren. Ze had zelf een boek geschreven en redigeerde regelmatig boeken van anderen, ze wist dus waar ze het over had. Bovendien was ze eindredacteur geweest. Mijn eindredacteur notabene, bij het allereerste tijdschrift waar ik dankzij haar introductie aan de slag ging en waar we alle twee nogal last hadden van de grillen van de hoofdredacteur. Van het een kwam het ander en toen ik jaren later zelf hoofdredacteur werd, huurde ik haar freelance in. Vanwege al deze dingen dus had ik haar, zoals een trots kind graag het rapport aan opa en oma wil laten zien, mijn boek cadeau willen doen.

 

Als ik denk dat dat er dus niet meer in zit, moet ik huilen. Maar eigenlijk huil ik natuurlijk over dat naderende afscheid.

 

Caroline zelf schrijft nu een blog op Libelle.nl over dat wat was en wat gaat komen. Ontzettend mooi en eerlijk. Schrijven kan ze, google maar.

Door: Esther Goedegebuure