Ze mag komen

 

May-Britt realiseert zich ineens wat de film die ze keek terwijl ze weeën had haar over het leven leerde.

 

 

Vandaag is het precies tien jaar geleden dat Flo in mijn leven kwam. Aan de andere kant van de buik zal ik maar zeggen. Gisteren tikte ze de tien aan, maar het was op een zaterdag dat ze haar behaarde bolletje om de hoek stak.

 

Dat hij na de uitzending van vrijdag alle tijd heeft. De woorden van mijn liefde. Hij is de man achter ‘De Wereld Draait Door’ en werkt zich drie slagen in de rondte om de agenda leeg te hebben als ons eerste meisje zich aandient. Mijn schoonmaakdrang heeft zo’n bezit van me genomen dat zelfs de binnenkant van de stortbak van de wc een lapje met Fêtes des Fleurs van Ajax heeft gezien. Er ligt een beval-outfit klaar en een eerste pakje voor mijn meisje. ’s Ochtends trek ik tien baantjes in het zwembad van sportschool David Lloyd aan de Overtoom. Iemand complimenteert me met mijn buik en vraagt hoe ver ik ben. Zes dagen over tijd en tellende. Ze mag komen. Ze is welkom.

 

Thuis vind ik geen rust. De stoelen gaan op hun kop op tafel, ik leg een knoop in de gordijnen en zuig en dweil tot alles blinkt als het dak van de Empire State Building zoals Annie zou zeggen in de musical. De werkster komt om de hoek gluren met een beteuterd gezicht. Ik heb alles al gedaan en ben vergeten dat ze zou komen. Zwangerschapsdementie noemen ze dat. Ik geef haar, toch, haar envelopje, krijg een knuffel en hoor haar aan. Dat de baby er volgende week vast is. En dat God me zegent. Sowieso.

 

Om half negen komt geliefde. Als we aan tafel de dag doornemen voel ik een krabbelig gevoel aan de binnenkant van mijn buik. Ze zeggen dat als je een wee voelt je weet dat het een wee is. Dan zal dit er wel geen een zijn. Toch schrijf ik het tijdstip op. Stiekem. Hoeft geliefde nog niets van te weten. Die ziet er behoorlijk afgemat uit na een week ‘Wereld’ dus ik zal hem niet nodeloos ongerust maken. Als ik het gekrabbel weer voel en het tijdstip noteer zie ik een interval van zeven minuten. En zeven minuten later weer.

 

‘Liefje…’ zeg ik voorzichtig. ‘Dit zou wel eens het begin kunnen zijn.’ We gaan in bed liggen. Onder de storm. Dat hij maar even moet gaan slapen. Dat ‘ze’ zeggen dat het nog best lang kan duren. Ik blijf noteren. Steeds vaker, steeds sneller. Slapen lukt mij niet dus ik zet een film op. ‘La meglio gioventù’. Een Italiaans familiedrama dat zes uur duurt dus voorlopig ben ik onder de pannen. Het handelt over Giorgia, een beeldschoon autistisch en verstandelijk beperkt meisje dat de levens van twee broers zal bepalen. Pas tien jaar later zal ik realiseren welke mooie boodschap het leven mij toen heeft willen geven.

 

De bevalling gaat zoals het gaat. Ik denk dat dit het is. Deze pijn. Die kan ik aan. Ik puf. Ik lach. Ik ben sterk. De verloskundige komt, kijkt en gaat. Dat ze pas terug komt als ik niet weet waar ik het moet zoeken van de pijn. Ik piep nog dat ik een hoge pijngrens heb en dat ik er misschien nu al ben. Ze lacht. Ik zie een ‘wacht maar’ in haar ogen.

 

Als ze vijf uur later weer komt, lig ik in bad. Zelfs groeten gaat niet. Af en toe lukt het liefde om een slokje water in mijn mond te krijgen. Ik kijk naar de badrand. Daar zitten donkerbruine krasjes in. Van mijn nagels waarmee ik mijn pijn probeerde weg te duwen. Ik zit op mijn knieën met mijn rug gebold. Dus dit is het. Niks hoge pijngrens. Ik ga eraan.

 

Ineens ligt de storm. Miles Davis klinkt en ik hoor liefde praten met de verloskundige. Over de verbouwing. En de buurt. Voorzichtig stap ik uit bad. Dat de pijn weg is. Dat dat vreemd is, toch? Ze lacht weer. ‘Laat mij maar eens kijken, ik denk dat je er klaar voor bent.’

 

We lopen naar de logeerkamer waar ik mag zitten op een kruk. Ze legt haar hand op mijn onderrug. ‘Als je iets niet fijn vindt, steek je gewoon je hand omhoog.’ Ik hoef niet te praten. Ze voelt me. Amsterdam ontwaakt. De kamer is ineens licht. Ik hoor verkeer en mensen op straat maar wij zitten in onze veilige cocon op drie hoog.

 

‘Wat een háár!’ Zij ziet het hoofd van ons meisje eerder dan wij

 

Ik mag mijn jurk uit doen, zegt ze. Ik moet verbaasd hebben gekeken. “Ze is er bijna en ze wil niets liever dan landen op jouw huid.” Cynthia, de Surinaamse kraamverzorgster is ook gearriveerd. Al stormt het windkracht tien buiten, zij brengt de zon binnen. ‘Wat een háár!’ Zij ziet het hoofd van ons meisje eerder dan wij. Ik lach. Een beetje.  Cynthia doet een vuilniszak om een kussen en legt daar een zachte handdoek overheen. De landingsbaan.

 

Dan hoor ik mezelf een angstgilletje maken, voel ik iets glibberen dat wordt opgevangen door Cynthia en een seconde later in mijn armen ligt. Inderdaad met heel veel haar.

Ik kijk naar geliefde. Dit meisje. Dat zij bij ons mocht komen. Ik geloof dat ik glim.

 

Nu zijn we tien jaar verder. Een decennium Flo. Wat zij ons heeft geleerd is meer dan andersom. ‘We hebben tieners, May’ appt een vriendin wier dochter twee dagen eerder is geboren. Een tiener die in haar hoofd altijd een kleiner meisje zal blijven dat verwonderd om haar eenhoorntaart danst. En daar bén ik toch blij mee.

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach