Ja ik wil!’

 

Hij zegt het. Vol overtuiging, terwijl we elkaars rechterhand stevig vasthouden. Daarna ben ik. ‘Ja!’

 

Een paar uur van tevoren krijgt het me te pakken.

‘Hoe zou Meghan Markle zich gevoeld hebben, vlak voordat ze met haar moeder in die auto stapte om daarna moederziel alleen die kerk binnen te schrijden?’ vraag ik aan niemand in het bijzonder.

‘Nou, zo ongeveer.’

Zo’n Grote Dag is niet niks. Het is de Eerste Dag van de rest van ons leven.

 

Om half twaalf zijn we compleet. We drinken alvast een glaasje op ons geluk en houden de tartelettes zo ver mogelijk van ons af, zodat we geen frambozen op ons goeie goed morsen. We draaien het album uit ‘My best friends wedding’. En nog een keer. En we wachten totdat de taxi komt. Het wachten valt me lang.

 

Maar onze trouwambtenaar is stipt en gaat ons meteen voor naar zijn kantoortje waar het gaat gebeuren. Hij is aardig, deze man met zijn grote sneakers onder zijn toga, dat weten we van elkaar zonder woorden. Hij zegt blij te zijn dat ik echte bloemen heb meegebracht, want het armetierige bosje op zijn bureau wordt elke week gestofzuigd. We lachen. ‘Gelukt’, zie je hem denken. ‘Ontspannen maar!’

 

Om zich ervan te vergewissen dat wij ook echt zijn wie we zeggen dat we zijn, leest hij onze namen op. We knikken van ‘ja’. Dit zijn wij. En dan komt het, en dat is als hij zegt ‘dochter van’. Bij het horen van de namen van mijn vader en moeder, voluit zoals het hoort en precies zoals ik me herinner dat het ooit in hun paspoort stond, gebeurt het.

 

 

Ze denderen het kamertje binnen, mijn ouders en die van mijn bijna-echtgenoot. Allemaal tegelijk maken ze hun opwachting. Alsof ze zich stiekem schuilhielden om precies op tijd, nog net op de valreep, te laten weten dat het goed is wat er te gebeuren staat. Tranen van ontroering prikken achter mijn ogen. Het plotselinge besef dat het nooit ophoudt om iemands kind te zijn, heeft me getroffen. Recht in het hart.

 

‘Niet huilen. Anders moet ik ook huilen.’

 

De man is als eerste aan de beurt om ‘ja’ te zeggen, zo luidt het protocol. Dat vroegen we ons vanochtend nog af, hoe die volgorde was. Hij zegt het. Vol overtuiging, terwijl we elkaars rechterhand stevig vasthouden. Daarna ben ik. ‘Ja!’ zeg ik. Wat dacht je dan dat zou ik zeggen? En dan laten we elkaars rechterhand los om elkaar te omhelzen, heel stevig vast te houden. De laatste koppige traan slik ik resoluut weg. We worden gefeliciteerd, zetten handtekeningen en zien hoe onze vier getuigen zonder enig voorbehoud hetzelfde doen. Eén voor één nemen ze plaats op de stoel van deze lieve ambtenaar die ons zojuist in de echt verbonden heeft. En dan zijn alle handtekeningen gezet, keurig binnen de lijntjes zoals ons met klem is verzocht, en is het formeel.

Buitengekomen houd ik mijn bloemen hoog in de lucht.

 

‘We zijn getrouwd!’

 

Ik draai me nog even om naar onze vaders en moeders die achterblijven in de eeuwigheid. Lunchen moeten we maar zonder hen doen. ‘Veel geluk!’ mimen ze en ze lachen met hun ogen.

 

 

 

Door: Brigitte Bormans

Brigitte werkte jarenlang als culinair journalist en schreef twee kookboeken. In 2004 werd ze directeur/eigenaar van Erfgoed Logies. Maar zonder schrijven kan ze niet. Gelukkig zag Franska wel iets in haar columns, kwam van het een het ander en mag er nu ook over andere zaken worden geschreven.